zondag, oktober 29, 2006

Kuifje in India

Rustig een jaartje hier, dacht ik. Mij volledig op mijn studie richten. Engeland een beetje verkennen. Hoogstens een keer naar België. En in de zomer naar het WFD-congres in Madrid natuurlijk. Maar zeker niet meer dan dat. Mis. Twee weken geleden vroeg Maartje me of ik in haar plaats niet naar India kon en wou gaan, naar de Rotary ‘Deaf Way’. En of ik dat wou! Wie zou er nee zeggen? Maar het bleek niet zo simpel; alles leek mis te lopen van financiëring tot de niet te veranderen vlucht van Maartje, een spoedprocedure voor mijn visum en te geven lezingen maar na twee weken ja-neen geharrewar komt het dan uiteindelijk toch in orde. Het is een wat vervelende timing omdat Bie en Lieven ook in die periode langskomen en omdat ik (ja, nu al) een paper-deadline heb. Maar zeg nu zelf, wie zou die kans laten schieten? Ik niet, in elk geval. Op naar India dus. Normaal moest ik daar in Maartjes plaats wat lezingen geven. Ikke??? Eerst overwoog ik het nog, maar gezien het extreem late tijdstip heb ik daar toch voor gepast. Want zeg nu zelf; op enkele dagen twee lezingen voorbereiden (én een paper schrijven? En praktische dingen regelen?) in een gebarentaal die ik geeneens echt beheers (de Amerikaanse)? Maar goed, vrijdag vlieg ik dus naar Bombay, waar ik een bus neem naar Kolhapur, waar gedurende een week lang 200 dove jongeren samen komen uit India, Pakistan, Sri Lanka, Bangladesh, Singapore, Maleisië, Brunei, de Filippijnen, Rusland, Australië en Nieuw Zeeland, voor een kamp dat een combinatie zou zijn van lezingen en workshops. Het wordt volledig gefinancieerd door Rotary.

Hier in Bristol alles nog z’n gangetje. Eerst was het nog lekker rustig en begon ik rustig te beginnen kijken waarover mijn papers zouden gaan, tot het India-nieuws waardoor ik er wel lekker hard ga mogen invliegen eens dat ik terug ben. Maar goed, ik geniet hier wel. Leuk om de mensen hier langzaam beter te leren kennen. Zaterdag naar Weston geweest naar optredens van dove komieken. John Smith was in mijn ogen meer een klassieke komiek die de verschillen tussen horenden en doven komisch maakte, maar mijn favoriet was toch X (naam kwijt). Hij, telkens meesterlijk verkleed, kroop eerst in de rol van Freddy Mercury en gebaarde met hart en ziel Bohemian Rhapsody; met op de achtergrond de clip. Het leukste moment was wel toen hij Maria uit The Sound of Music speelde. Het liedje Do-Re-Mi in gebaren was zalig, hij recruteerde de zeven kinderen uit het publiek en elke noot kreeg een gebaar (zus, je had erbij moeten zijn!). Zalig. Minder zalig was de autopech achteraf, waardoor Paddy, Liz, Dani en ik drie uur lang vastzaten op een parking. Maar goed, dat was dus m’n weekend en de nieuwe week begint voor mij al midden in de nacht. Dezemorgen om kwart voor vier vertrek ik ‘snel’ op en af naar Londen om een visum te regelen, daarna naar de les racen. Dinsdag nog veel les, woensdag komen Bie en Lieven aan, ga ik zorgen dat ze de mooiste plekjes in Bristol nog gezien hebben en ten volle genieten van hun gezelschap, donderdag weer de hele dag les (en ja, hier is dus de les verplicht) en vrijdag begint de grote reis! Spannend (en ook wel een beetje akelig natuurlijk)!

zondag, oktober 22, 2006

Over Engelsen, hun uitgaansgedrag en de sjoklat-idealisering

Intussen beginnen hier de eerste herfstverschijnselen door te komen, al is het vreemd wisselvallig weer. Gisteren kon je op het ene moment in een bloesje met spaghettibandjes rondlopen (en het is eind oktober!) en het andere moment was het zo koud dat je niet eens genoeg hebt aan een dikke trui. In elk geval, in het weekend is het wat rustiger en proberen we wat van de stad te zien of -zoals gisteren- wat er buiten ligt. Gisteren ondernamen we dus een heldhaftige wandeltocht ‘naar een kasteel’. In dat kasteel zijn we nooit geraakt, wegens onze te lange pauze. Ergens in een leuk dorpje vonden we namelijk een gezellig koffiehuis. Heerlijk die Engelse koffiebars waar je ook allerlei soorten lekkere chocomelk kan drinken met heerlijke muffins. Dat terwijl het juist België is dat hier bekend staat als het chocoladeland. “Ooh België? Woo, bofkont! Chocolade!” In de alledaagse supermarkten vormt de chocopoeder ‘mèt-echte-Belgische-chocolade’ de trots van de Engelse (!) chocolademerken zoals Cadbury’s. Eigenlijk best wel ironisch want als je bij ons een chocomelk vraagt krijg je meestal een kop Nesquick en er zit niet eens altijd melk in. Onze choco van Sainsbury’s heet trouwens ‘Belgium’ en smaakt naar heerlijke Belgische Aldi-choco. Ze hebben hier op de unief zelfs een ‘chocoladevreetclub'. En tegelijk nog nooit van Côte D’Or gehoord natuurlijk. Maar hier is het dus van: als het hier al zo heerlijk is, wat een paradijs moet België dan wel niet zijn. Altijd grappig te merken hoe men in het buitenland over België denkt. Zo wordt België vaak ook vereenzelvigd met Brussel. Ik ben zelfs al mensen tegengekomen die Brussel wel kennen maar België niet. Al ben ik ze hier nog niet tegengekomen. Maar ook zij kunnen het niet laten toch vol trots op te merken dat ze Brussel gezien hebben. Jawadde.

Maar we wijken af. Onze wandeltocht leidde via de Clifton Suspension Bridge (zie Flickr), waar we al eerder geweest waren, naar Henbury, buiten de stad. Door ‘the Downs’. Over ‘the Downs’ hadden we al gehoord, maar nu hebben we dus gezien wat het eigenlijk is. En werden we aangenaam verrast. Op slag zag ik de zomer in de stad een stuk beter zitten. The Downs is iets gelijk een enorm grasveld (maar dan echt enorm, je wandelt er minstens twintig minuten door), met clusters bomen en struikjes, en hier en daar een bankje. Een soort groot park dus, maar zonder wandelpaden. Gewoon een enorm grasveld dus, dat zeer Engels aandeed en lekker ruim voelde. Ik kreeg al visioenen van de volgende zomer: met ons rode Ikea-dekentje, een schoon boek en ‘du pain, du vin et du boursin’ naar The Downs toe. Dus we zitten hier wel goed, in ons appartementje. Op vijf minuten naar de ene kant kom je in het mooie, hoog gelegen en heuvelachtige stadspark, tien minuten naar de andere kant kom je bij de Bridge en de grasvelden daarrond, en iets verder dus the Downs. Ook zijn er overal kleine stadsperkjes met een bankje, met vaak een betoverend uitzicht. Bristol mag er dus wel wezen op dat vlak. Maar goed, we wandelden wat verder door, kwamen langs mooie Engelse wijken (dat moet ik toch wel beamen hoor, dat de huizen hier echt stijlvol zijn). Tot we die chocoladebar tegenkwamen. En erna in de Oxfam boekenwinkel doken. Ze hebben hier in de stad op zowat elke tweede hoek een Oxfam boekwinkeltje, waar ze tweedehands literatuur verkopen. Dit natuurlijk naast de ontelbaar vele ‘gewone’ boekhandels die vaak –jawel- een koffie-en-chocomelkbar hebben. Engeland is dus een paradijs voor de boekliefhebber, zonder echt duur te zijn op dat vlak Toch blijf ik een beetje vaderlands- of beter gezegd moedertaalliefhebber en is het fijn om eens iets te lezen (of te spreken) in het Nederlands. Raar gevoel hoor, als je moedertaal een luxe wordt, iets wat we in Ghana ook al hebben gevoeld.

Dan Halloween nog. We zijn nog tien dagen van Halloween verwijderd en toch zie je al minstens een week overal groepen rondhangen die verkleed zijn, van vampiers, tot niet nader te definiëren schepsels en bloederige creaturen. Gisteren hebben we daar dus zelf ook eens aan meegedaan. Een pub crawl (geef toe dat klinkt beter dan kroegentocht), Rob met etterende nepzweren op zijn gezicht; en ik als sexpoes - euh neen, als ongeluksbrengende zwarte kat dus. Georganiseerd door Scream Bristol, de groep doven die elke week samen komt in de Deaf pub is echt een gezellige en open groep. Maar goed want het Engelse nachtleven is echt niet om over naar huis te schrijven. Zoals de meesten misschien wel weten moesten de pubs vroeger dicht om 11 of 12 uur. Met als gevolg dat er een slechte drinkcultuur ontstond en men zich strontlazarus zoop voor het sluitingsuur. Je kan hier trouwens echt veel soorten Belgisch bier krijgen in de cafés, maar ze verpesten het wel. Ze vinden een bierkraag op een pintje namelijk ‘een verspilling van geld’, en met hun slappe tapsystemen lukt het niet eens om er een kraag op te krijgen voor de ‘verspillers’. Goed, die wet is dus afgeschaft maar mensen veranderen niet zomaar van gewoontes dus op een vrijdagavond rond 11 uur zie je al overal waar je kijkt zatte mensen die zich verplaatsen. Want wat doen de sociale mensen dan als zo’n café sluit? Naar de nachtclub. Menig lezer zal nu denken aan smoezelige rookgelegenheden waar een wulpse stripdanseres zich rond een paal wringt. Maar dat is het dus niet; eerder een café dat iets chiquer is, waar stoere mannen in zwarte kleren voor de deur staan, en waar je vaak inkom moet betalen. En hoe raken al die beschonken mensen dan thuis na zo’n avondje zwaar feesten (lees: zuipen), denken jullie? Taxi’s zijn hier niet goedkoop, maar jawel, ze zijn hier wel normaal. Zelfs al is de afstand niet al te groot. Toen ik woensdag geen zin had om nog naar een nachtclub te wandelen, zei iemand doodserieus: neem een taxi! Euh?

Ook het nachtelijke en minder nachtelijke studentenleven wordt hier geconcentreerd en gecontroleerd. Waar in Leuven alles over de stad verspreid is huizen hier bijna alle studentenverenigingen in één gebouw, de Student’s Union. Het gebouw is vijf verdiepingen hoog en gonst van het leven, maar toch, je mist er toch wel iets. Als je er ‘s avonds binnen wil word je trouwens door vijf bodyguards gecontroleerd of je wel een studentenkaart hebt en de cafés gaan –natuurlijk- dicht om elf uur. Waarna men naar een nachtclub verhuist. Met of zonder taxi.

vrijdag, oktober 20, 2006

Voor wie echt wil weten...

...wat ik hier nu eigenlijk doe, geef ik hier eens een uitleg die langer is dan twee zinnen :-)

-Deaf studies.
-Dead studies??
-Neen, Deaf studies. Dovenstudies dus.
-Ooch... Wat is dat?

-Een opleiding waarin je wordt onderwezen in alle problematische aspecten van het doof zijn? Van gehoorverlies tot problemen in het onderwijs en psychische problemen, gedragsproblemen en hoe dit allemaal op te lossen? Een heel vak dat gewijd aan de verschillende manieren om doofheid weg te werken, de hele resem apparatuur? Audiologie, logopedie, geneeskunde, orthopedagogie etcetera?

-Neen. Iets anders. Deze studie wil vertrekken van een doof perspectief.

-Is dat niet hetzelfde? Willen doven niet horend worden? Willen doven niet 'zo normaal mogelijk' worden? Willen zij ‘hun problemen niet oplossen’? Of betekent ‘een doof perspectief’ dat er alleen doven werken?

-Neen. Iets anders. Er zitten om te beginnen zowel doven als horenden op het CDS. Het is juist die mix die heel erg belangrijk is. De mix, de gebruikte taal (zoals in mijn vorige post vermeld is BSL de hoofdtaal) en een bepaald perspectief, een bepaald vertrekpunt.

Het perspectief van doven als mensen met een zware handicap waarvan het 'toch zo geweldig sjiek' is als die handicap kan worden 'weggewerkt' of 'verstopt', komt grotendeels van de horende wereld waarin het helemaal zit ingebed dat men zo min mogelijk moet afwijken van een norm. Dat is echter slechts één kant van het verhaal. Doofheid een handicap: het maakt hier niet zozeer uit. Wat uitmaakt is dat men doofheid niet alléén vanuit de medische hoek moet benaderen. En dat is wat men daar doet. Of probeert te doen.

Deze studie gaat uit van hoe doofheid nu echt beleefd wordt en vormgegeven wordt, hoe gemeenschappen onstaan, mooie visuele talen, een dove culturele ervaring. Pure psychologie? Neen, eerder multidisciplinair. Psychologie, sociologie, linguïstiek, geschiedenis en last but not least: antropologie. Het zit er allemaal in. Op die manier is het vergelijkbaar met Black studies, Woman studies of zelfs met opleidingen zoals Japanologie of Egyptologie. De eerste twee voorbeelden handelen over onderdrukte groeperingen. De twee andere voorbeelden over een studie waar je een taal leert, een geschiedenis, kunst, cultuur enzovoorts. Een combinatie van het leren van een taal, de geschiedenis, cultuur enzovoorts. Toevallig die van een minderheidsgroepering.

Zeer centraal staat dus uiteraard de studie van gebarentalen. Rachel Sutton-Spence is geweldig. Een magere vrouw met kort kapsel, met een zeer duidelijke manier van gebaren. Ze legt alles heerlijk uit; met veel mimiek, en geregeld ontsnapt me een lach. Ze geeft sign linguistics. De lingustiek van gebarentalen dus, met verwijzingen naar BSL. Een voorbeeldje? In een gebarentaal kan je meerdere dingen zeggen met één gebaar of samengesteld gebaar. Waar men in het Nederlans een hele zin voor nodig heb kan je in BSL (of VGT of ...) vaak in één beweging zeggen. Mijn paper schrijf ik waarschijnlijk over problemen met het neerschrijven van gebarentalen.

In de BSL-les zelf leren we op een ontzettend traag tempo de beginselen van BSL. Ironisch genoeg leren mijn twee dove medestudenten en ik meer gebaren bij in de lessen die in BSL worden gegeven, dan in de les BSL. Dit vak is dus vooral gericht op horende personen.

Jim Kyle heeft een grijze baard, een echt Engels streng en gereserveerd uiterlijk (zonder echt gereserveerd te zijn), een gehechtheid aan zelf opgestelde regels en geeft meerdere vakken. In ‘Deaf studies in Perspective’ werden we tot nu toe door hem overladen met statistische gegevens, nummers, grafiekjes over toegankelijkheidsproblemen die doven meemaken. Toch nog een ‘probleembenadering’? Het lijkt er soms een beetje op. Je moet wat doordringen tot zijn teksten als je wilt beseffen dat dat zijn (hoofd)bedoeling niet is. In ieder geval, het vak is een soort algemene benadering van dovenstudies en een plaatsing ervan tussen verschillende disciplines.

Vakken over dovengeschiedenis, multilinguale omgeving voor dove kinderen enzovoorts, zijn voor volgend semester, en vanaf eind november hebben we ‘Research Methods’. Maar last but not least, mijn lievelingsvak: Deaf Culture and Deafhood. Wordt gegeven door de beroemde Paddy Ladd, een man die zijn naamgebaar ontleent aan zijn Jezus-look. Hij heeft lang haar en zijn gezicht heeft ook wel iets weg van klassieke Jezusprentjes, alleen iets ouder. Hij draagt festivalbandjes rond zijn polsen, een hemd dat vaak half uit zijn broek hangt, en heeft een relaxede open houding. Zijn vak sluit heerlijk aan bij antropologie, gaat lekker diep en behandelt doof zijn echt op zich, als culturele blalba.

Examens hebben we hier niet. Voor elk vak moeten we een paper schrijven. Ik dacht dat we zelf een onderwerp zouden moeten kiezen. Maar neen, je krijgt een lijstje van vijf dingen waaruit je moet kiezen. Makkelijk maar weinig uitdagend. Alhoewel, het is wat je er zelf van maakt natuurlijk.

Dag allemaal, dit is het alweer, tot de volgende keer.

zaterdag, oktober 14, 2006

Hoe een taalsituatie hopeloos ingewikkeld kan zijn

Ik vertrek van onze flat in Cliftonwood. Een beetje verder loop ik een smal en steil straatje in, om na vijf minuutjes klimmen weer bergaf gaan op de Lower Clifton Hill. Intussen geniet ik van het nazomeren en het schitterende uitzicht op deze hoogte. Ik steek de drukke Park Street over om de universiteitsbuurt in te lopen. Alle uniefgebouwen liggen hier bij elkaar in de buurt en lijken qua grootte op groot uitgevallen huizen. Er hangt een zeer Engelse sfeer tussen de gebouwen, hier en daar loopt een middelbareschoolstudent in uniform maar er lopen vooral uniefstudenten rond. Ik draai de Woodland Road in. In deze straat ligt het Centre for Deaf Studies, in één van de 'huizen'. Ik loop er naar binnen. Er zijn enkele bachelorstudenten in de hal. Ze praten wat met elkaar. Ik loop naar Claire -de secretaresse- en bel voor haar raam. Ze verschijnt al snel en ik leg in mijn duidelijkste gebaren uit wat ik wil vragen, iets over een bewijs dat ik student ben. In ietwat moeizaam BSL staat ze me ‘te gebaar’. Intussen komt Clark, een prof, voorbij. We slaan een kort praatje in BSL. Een medestudente uit de masteropleiding doet haar best om te gebaren tegen Dani, die intussen ook is aangekomen. Ze leert snel bij. We gaan naar boven voor de les.

De taalsituatie op het Centre for Deaf Studies dus. Of wat ik daar tot nu toe van begrepen heb; want het is behoorlijk complex. (Maartje, zeg het als ik mis zit!) Maar zo lijkt het ongeveer te zitten:

Er zijn mensen die me gevraagd hebben ‘zijn die lessen daar aangepast aan doven?’ Peut, foute vraag. Zijn die lessen aangepast aan zij die geen Britse gebarentaal (BSL) kunnen, lijkt een betere vraag. Volgens de taalpolitiek van het CDS zouden immers alle lessen in BSL moeten gegeven worden ook al gaat het hier om een departement waar slechts een minderheid doof is. Maar toch komt het er op neer dat soms de dove personen in het nadeel zijn.

Wat die taalpolitiek inhoudt? Dat het een tweetalig (BSL-Engels) departement is waar echter de hoofdtaal BSL is, zowel voor dagdagelijkse communicatie, als vergaderingen als lessen. In het Engels moet je vooral kunnen lezen en schrijven. Dove studenten (behalve die van het eerste jaar) mogen wel als ze willen hun taken inleveren op video, gebaard in BSL.

De lessen? Het lijkt eenvoudig: de lessen in de MSc (de masteropleiding, die ik volg) zijn officieel gezien in BSL en worden gestemtolkt door twee tolken. Maar er zit blijkbaar een heel gedoe achter. De dove studenten uit Groot-Brittannië hebben recht op tolken BSL als een horende persoon in het Engels lesgeeft. De buitenlandse dove masterstudenten hebben hier geen recht op en moeten in principe uit eigen zak betalen (wat al rap 40 pond per uur is, heb ik me laten vertellen). En laat de masteropleiding Deaf Studies nu vaak buitenlandse doven bevatten. Vorig jaar waren hieromtrent problemen: dove proffen worden zowiezo gestemtolkt (behalve de les BSL-verwerving) omdat deze tolken betaald worden door de overheid (“toegankelijkheid op het werk”?). Maar een horende prof die in BSL wil lesgeven heeft géén recht op een stemtolk. Deze horende prof zal dus niet in BSL maar in het Engels lesgeven waardoor de dove personen niet kunnen volgen, tenzij zij een tolk kunnen betalen. Maar dit jaar zijn daar korte metten mee gemaakt en worden alle lessen in de MSc (masteropleiding, die ik volg) zowiezo in BSL gegeven en getolkt naar het Engels. Vorige week waren er ook ‘lipspeakers’ voor een dove Britse medestudente, de week erna bestelde ze een schrijftolk (met laptop), gefinancieerd door de overheid. Er waren dus in sommige lessen vier tolken bezig om negen studenten de les te laten volgen (twee tolken die afwisselen om te stemtolken en twee tolken die afwisselen om te typen)... In de BSc (bachelor) opleiding ligt de situatie trouwens weer heel anders.

Hoe dat er nu uitziet in het dagelijkse leven daar? Communicatie gebeurt er in principe in BSL en men zou altijd moeten gebaren, zeker als er een dove persoon in de buurt is. Bij de introductiedagen werd gezegd: geen kauwgom in het CDS, doe je dikke jas uit om te gebaren en zet geen pet op dat je gezicht overschaduwt. Maar of er nu werkelijk altijd en overal wordt gebaard? Absoluut niet. Het overgrote deel van de studenten en zelfs de staf is horend en zeker de nieuwe studenten zijn vaak niet vloeiend in BSL. Wat betreft de staf en outsiders: als iemand, bijvoorbeeld een onderzoekswetenschapper een lezing zal geven en Engels wil spreken omdat hij of zij BSL niet goed beheerst, wordt deze getolkt. Een BSL-poëzieavond vorige week werd door Rachel gebaard in BSL en werd gestemtolkt. De onderzoeker op de lezing gisteren kondigde echter in BSL aan dat ze zou spreken. Een lezing geven in BSL is immers nog heel iets anders dan loutere communicatie.

Erg complex dus, iets wat deels wordt veroorzaakt door overheidsbepalingen en geldgebrek, deels door het feit dat een groot deel van de ‘populatie’ op dit departement niet vloeiend is in BSL.
Toegankelijk voor Britse horenden en doven? Zo lijkt het wel, al lijkt het over het algemeen toegankelijker voor horende personen ook al kennen ze niet altijd BSL. Horenden hebben vaak ook meer keuze in communicatiemiddelen en zijn in de meerderheid. Doven zijn dan weer in het voordeel waar zij vlotter de hoofdtaal (BSL) beheersen.
Toegankelijk voor buitenlandse doven die een andere gebarentaal gebruiken? Ik hield mijn hart vast, maar ik kan hier toch een “ja” op antwoorden. De proffen zijn oprecht mee begaan of we (Dani en ik) het kunnen volgen of niet. We zijn immers nog volop bezig om BSL te leren. In elk geval: het is fijn om na vijf jaar op de Leuvense universiteit in een les te zitten die je minstens voor een deel toch kan volgen. En de inhoud van deze lessen? Daarover volgt nog een post want het waren deze week vooral inleidingen en deze post is al veel te lang en saai.

zondag, oktober 08, 2006

In den beginne

De eerste week is achter de rug, en neen ik heb nog steeds geen les gehad. De introductie waar ze in Leuven een of twee dagen over doen duurt hier een week. Leuk was wel een grote studentenbeurs waar ze smeten met hopen gadgets, van houten lepels tot en met sjaals. Het interessante aan die beurs was wel niet zozeer die hebbedingetjes, maar het feit dat je er voortdurend wordt aangesproken. Als dove personen (die bovendien buitenlands zijn) die in die lawaaiierige ruimte niets verstonden van het Engelse gekakel, waren Dani en ik genoodzaakt meteen aan te geven dat we doof zijn. ‘I’m deaf’, vergezeld door twee vingers op het oor. In Vlaanderen zijn reacties hierop niet om over naar huis te schrijven. Daar zullen ze dan vaak onaantrekkelijk dichtbij komen in je oor te blazen; of de aankondiging ‘ik ben doof’ interpreteren als een doodvonnis voor eventuele verdere communicatie. Op die beurs dus niets van dat alles.
Op de occassionele minder sociaal vaardige mens na, werd er wonderlijk ‘normaal’ en ‘passend’ gereageerd. Dezelfde afstand behoudend gingen die Britten gewoon wat langzamer praten, eventueel vergezeld door wat ruimtelijk handgebruik. Als je vraagt om het op te schrijven staren ze je niet ontredderd of stomverbaasd aan maar lijken ze het de normaalste zaak van de wereld te vinden.

Of ik dat nu niet moeilijk vind, zo zonder mijn vertrouwde Nederlands? Neen, natuurlijk is het anders en heeft het nadelen, maar... het heeft iets. Comfortabel vind ik namelijk dat de scheiding horend doof hier duidelijker is, zonder een behandeling als mentaal minder vaardige persoon als gevolg te hebben.
Een optie die ik hierboven niet vermeld heb in verband met Vlaanderen is namelijk: ze maken uit mijn vloeiende Nederlands-met-vreemd-niet-thuis-te-brengen-accent op dat ‘het wel niet zo erg zal zijn en ik dus wel gewoon een beetje traag zal zijn dus moet je het gewoon nog eens herhalen en vooràl niet duidelijk gaan spreken want dan sta je voor zot’. Dit om dan in veel gevallen wat ongeduldig of ontredderd te reageren als je ze nogmaals niet verstaat. Enkele mensen zullen zich verbazen over wat ik nu ga zeggen, maar het heeft dus niét altijd een voordeel goed te spreken. Spreken en spraakverstaan zijn verschillende dingen maar worden vaak met elkaar verbonden. Goed kunnen spreken kan èrg misleidend zijn. Mensen begrijpen het niet als je de communicatie niet goed volgt: ‘maar je praat toch goed!’. Liplezen is overigens voor een groot deel giswerk, goede liplezers zijn goede gissers. Van enkele woorden of zelfs enkele klanken, gecombineerd met het aanvoelen van situatie en context, maak je een zin. Het heeft iets van het oplossen van een raadsel. Kortom hoe beter je spreekt (en gokt) hoe meer je doofheid naar de achtergrond verdwijnt, overigens zonder dat je daardoor als normaal horende persoon wordt gezien of volledig meekan op sociaal vlak.
Hier heb ik dat niet echt aan de hand. Mijn Engels is niet vloeiend en er valt weinig te gissen in een taal die je niet goed kan aflezen. Hier ben ik duidelijker doof dan in Vlaanderen, zonder dat dat ambetante reacties oproept. Dat heeft dus ook wel voordelen.

De taalsituatie op CDS (Center for Deaf Studies) ligt natuurlijk weer helemaal anders, maar die vind ik voorlopig nog iets te verwarrend om daar over te schrijven. We zijn trouwens met tien masterstudenten waaronder vier doven: Dani (Duitsland), ik, Elizabeth (Noord-Ierland), Rachel uit Wales. De rest is horend en geen enkele ervan kan zich goed uitdrukken in BSL (British Sign Language, de Britse gebarentaal). Ikzelf schakel langzaam over van het gemurmel in internationale gebaren naar meer BSL, niet zonder herhaaldelijk te struikelen over het tweehandige handalfabet. In elk geval geniet ik ervan om mij hier onder te dompelen in de plaatselijke dovengemeenschap en die nieuwe taal te leren. Saaie infosessies over ‘hoe studeren’, ‘hoe gebruik ik een mac’, ‘hoe lees ik mijn lesrooster af’ worden interessant omdat alles een gelegenheid is om BSL op te pikken. De sfeer op het CDS is trouwens erg gemoedelijk en de drempel om in contact te treden met proffen zoals Paddy Ladd en Rachel Sutton-Spence is erg laag. Het is ook ergens een beetje thuiskomen, zo op een plek waar je zelfs een streepje voor hebt als je doof bent.

maandag, oktober 02, 2006

Kom maar binnen...

...en kijk gerust eens rond:



Ook eens naar buiten kijken?



Altijd welkom!