dinsdag, december 26, 2006

Oef...

Terug in Bristol en niet van plan Engeland nog te verlaten voor april of mei. Dat voelt wel goed. Net tien dagen in België geweest en ‘t was toch fijn om hier terug aan te komen, zwaar bepakt en netjes ‘thuis’ afgeleverd door een taxi. Het heeft nog nooit zo raar gevoeld om naar mijn eigen landje te gaan, moet ik zeggen. Niet na Suriname, niet na Ghana. Dit is nu gewoon mijn jaartje buitenland en een pauze in België voelt vreemd. Eerst kwam ik aan in Vlaanderen en voelde ik een fijne vertrouwdheid en relaxtheid, amai alles zo gemakkelijk, in ‘t Nederlands, en je weet hoe alles werkt en ach, de subtiele cultuurverschillen waar ik mij in Engeland altijd wel ergens bewust van ben, die alertheid valt weg. Je ziet de mensen terug die je graag ziet, maar als je naar huis gaat in Hasselt is dat een plek waar je logeert in plaats van een waar je woont, en dat is raar. Niet meer echt je thuis. In Bristol is mijn thuis momenteel, maar wel in een ander land. Beetje dubbel dus. Rob en Isabelle voelen blijkbaar precies hetzelfde. Daar komt dan nog eens bij de ‘dovenwereld’ en ‘horende wereld’. Ik moet zeggen de afgelopen maanden heb ik echt veel in dovenwereld vertoefd, of beter gezegd: veel in gebaren gecommuniceerd, behalve met Rob dan, terwijl in Vlaanderen veel meer gesproken taal, met mijn familie en mijn horende vrienden. De CI af en toe weer aan en maar proberen te liplezen. Het was wel fijn om terug te zijn in Vlaamse Dovengemeenschap, iedereen nog eens te zien, in VGT te communiceren wat me toch nog steeds beter bevalt dan BSL. Maar het voelt écht goed om terug hier te zijn. Nu heb ik dus een maand vrij (waarvan ik al bijna de helft verdaan heb met naar België te gaan en het drukke programma aldaar), en moet ik in die tijd enkele papers klaar zien te krijgen. Morgen begin ik eraan met frisse moed. De 30ste komt Rob ook terug naar hier met enkele Belgische vrienden met wie we 2007 in stappen in een grote nachtclub hier in Bristol. Over 2007 gesproken, ik wens jullie allemaal een gelukkig nieuwjaar en wie allerlei nieuwjaarswensen wil zien in VGT surf naar www.fevlado.be! Dit jaar hebben ze een leuke pagina waar allemaal VGT-gebruikers -zowel doven als horenden dus- Vlaanderen een gelukkig nieuwjaar wensen! Ik sta er ook ergens tussen!

maandag, december 11, 2006

Howjong, da gaat ier snel

Enfin, de laatste week begint alweer. Dat is hier weer snel voorbijgegaan. Dit keer geen cliché of verbeelding, want als je het eens uitrekent duurt een semester hier wel degelijk minder lang: amper tien weken. Van 9 oktober tot 14 december.

Het is hier nog altijd veel te warm voor de tijd van het jaar (ik wil vrieskou! sneeuw! ijs!), en het is hier elke dag slecht weer met elke dag natte schoenen tot gevolg: Bristol is nogal heuvelachtig dus als het regent, dan lijken er door de hele stad mini-riviertjes te lopen... Waar ik natuurlijk in stap. Verder geen glimpje van Sinterklaas gezien vorige week, dat bestaat hier dus gewoon niet. Iemand vroeg mij wel eens of wij ‘Schwarzen Peter’ hebben. Ik had niet meteen door dat hij ‘Sinterklaas en Zwarte Piet’ bedoelde dus ik knikte van ‘neen’ en heb zo mijn kans verspeeld op het overbrengen van een mooi stukje folklore van het vasteland. Maar ter compensatie hebben we al eens Kerstmis gevierd op 6 december en een tweede keer op 8 december: woensdag met 'sign society' en vrijdag het kerstfeestje van de donderdagse pub-groep. Verkleed as sneeuwkoningin in een nachtclub wederom kunnen waarnemen hoe normaal het hier is om snel zat te worden en elkaar (en mij!) vervolgens perongeluk vol te gieten met (slecht) bier. Om dan op het einde van de avond in een taxi te strompelen (wat ik nog altijd raar vind). Behoorlijk grappig overigens, stel het u voor: gietende regen, veel te bloot geklede Engelse meisjes (spaghettibandjes! In december!) die netjes in de rij (!) rillend op een taxi wachten. Nah, geef mij maar een warme jas en een korte stevige wandeling naar huis.

Maar goed, ik ging dus eigenlijk iets vertellen over het uniefleventje. Ik ben dus in geen vijf jaar zoveel naar de les gegaan als hier, maar eigenlijk is er dus maar zo’n 12 uur per week les. Verplichte lessen die je niet mag brossen (ja, het wordt gecontroleerd). Moeilijk zijn ze eigenlijk niet. Op het eerste gezicht leek het niveau ook niet bijster hoog liggen, maar eigenlijk is het systeem gewoon anders. Het komt er hier eigenlijk op neer dat je het zo moeilijk maakt als je zelf wilt, heb ik de indruk. In Leuven had ik voor elk vak een omvangrijke cursus of reader ‘verplicht te kennen’ of ‘verplicht te lezen en linken te leggen in een paper’, hier dus niet. Geen enkele cursus. Geen examens. Enkele ‘lesoverzichten’ op blackboard (zelf te printen) die nooit meer dan 100 blz tellen. Of in Jim (een behoorlijk papier-onvriendelijke mens) zijn geval: hele websites over een bepaald vlak, die onmogelijk zijn om af te printen. Maar er zit natuurlijk wel altijd een omvangrijke bibliografie bij met aanbevolen boeken. Maw: je pikt zelf de onderwerpen uit waar je dieper op in wilt gaan en veel rond wilt lezen en daar schrijf je dan een paper over. De paperonderwerpen moet je kiezen uit een lijstje maar ik kon er wel steeds iets interessants uitpikken.

Voor luie mensen of 'uitstellers' lijkt me dit geen goed systeem. Voor mij is het echter wel perfect; na vijf jaar al die verplichte lectuur kan ik nu precies doen wat ik zelf wil. Al twee kleinere papers zijn achter de rug, alsook een seminarie (dat ik gaf in –kuch- “BSL”), en in januari de drie andere (moeilijkere) nog. Elke paper moet 3000 woorden tellen, zo’n 6 blz dus. Een lachertje? Op het eerste gezicht misschien wel maar ze verwachten dus wel degelijk een scherp geschreven academisch pareltje, denk ik. Evenveel leeswerk als voor de klassieke Leuvense 20-pagina-papers, en vooral meer schrapwerk. Intussen denk ik ook al na over mijn thesisonderwerp en ik ben bij Paddy geweest voor een outline. In mei ga ik de wijde wereld terug in voor een thesisonderzoekje in India! Maar eerst terug naar Belgie voor de kerstdagen.

maandag, december 04, 2006

Wolverhampton

Alweer terug van alweer een weekendje ertussenuit. Niet naar het buitenland deze keer, maar naar Wolverhampton met Dani en Justin. Ongeveer 3.5 uur bussen vanuit Bristol. Trein is natuurlijk sneller maar daar betaal je dus 60 euro voor. En dat is dan ‘de gehandicaptenprijs’. Soms geschift duur hier in dit landje! Maar goed, Wolverhampton dus. Een klein stadje ongeveer 160 km ten noorden van Bristol. En het stadje heeft een universiteit. Voor de rest niets speciaals. Buiten dan het feit dat in de Britse en internationale dovengemeenschap bekend staat dat hier veel doven studeren.

In dit stadje werd dus een driedaags ‘Deaf Film and TV Festival’ georganiseerd. We werden op zaterdagnamiddag en zondagvoormiddag getrakteerd op een mix van kortfilmpjes; van een overgedramatiseerde italiaanse ‘ode aan de familie’ tot enkele strakke Britse filmpjes. Wat deze uiteenlopende filmpjes gemeen hadden waren dat ze door doven waren gemaakt of dat er doven in meespeelden. Soms hadden de thema’s te maken met de verhoudingen tussen bijvoorbeeld doven en horenden, soms waren het gewoon verhalen die daar niet echt iets mee te maken hadden, maar in een gebarentaal werd gecommuniceerd. Zeer leuk. Ook vertelden enkele dove Britten die het gemaakt hadden in de film-en mediawereld over hun ervaringen en toonden ze het een en ander. Het allerleukste vond ik toch wel ‘Bionic Hand Implant’ (naar analogie met de Cochleaire Implant), getoond door Gordon Hay. Hij had het vorig jaar op Frontrunners gemaakt samen met enkele andere Frontrunners. In dit filmpje wordt de wereld eens omgedraaid: de wereld is doof, doven zijn in de meerderheid en horenden in de minderheid. Als je dus een horend kindje krijgt, tja, dan is dat eigenlijk gehandicapt he. Zonder dat je goed kan gebaren kan je toch niet mee hé? En dan kan dat toch het beste geïmplanteerd worden, zodat het mee kan in de horende wereld hé. Dus hebben die goeie dokters een BHI ontwikkeld: je implanteert een chip in de polsen, met elektrodestrengen naar de vingers. Het was in documentairevorm gegoten en net zoals de CI fabrikanten zo graag doen werden er enkele succesverhalen getoond. Heerlijk. Ludiek. Kritisch.

In de avond nog John Smith, de komediek die ik al gezien had in Weston. ‘t Was weer hilarisch hoe hij de (culturele) verschillen tussen doven en horenden druk gebarend en uitbeeldend beschrijft, hoe hij het publiek betrekt en hoe hij de falingen van het orale onderwijs met grote verontwaardiging beschreef. In de voormiddag was ook een presentatie en compilatie van See Hear te zien. Sinds 1981 hebben de Britse doven hun eigen TV-programma, dat nu dus 25 jaar bestaat. Het is een soort weekmagazine waarin verschillende thema’s worden gedekt en dat heel belangrijk is voor de Britse dovengemeenschap. De presentator werkt ook op het CDS en een medestudente (Elizabeth) presenteert er af en toe in. Interessant om steeds te merken dat hier in de UK veel meer gebeurt in de dovengemeenschap, en dat hier ook veel meer mogelijk is dan in het kleine Vlaanderen! Natuurlijk ondervinden doven hier precies dezelfde problemen: te weinig tolken, inkrimpende clubs, maatschappij-vooroordelen; maar aan de andere kant, in een groot land gebeurt zowiezo meer, heb ik de indruk.

Naast deze films, zakte er op zaterdagavond ook zo’n 500 man af naar Wolverhampton, om zich te verspreiden over verschillende (stampvolle) pubs en clubs. Steeds leuk om te merken hoe de dovenwereld tegelijk zo klein is, en toch ook weer zo open en groot. Een voorbeeldje? We logeerden bij een dove familie (van Gordon Hay), John Hay is een grote meneer in Deaf History en had zelfs nog meegewerkt aan het geschiedenisproject van Vlaanderen en gelogeerd bij een Brusselse dove familie waar ik de dochter ook van kende. Hoe ik daar dus verzeild ben geraakt, Gordon was eens naar Bristol gekomen waar ik hem heb ontmoet, en later bleek dat hij het lief was van mijn Tsjechische kamergenote op EUDY in Dublin. Van toeval gesproken. Ook nog enkele andere doven uit Ierland teruggezien. Na Suriname, Ghana, Wenen, Dublin en India vind ik het fijn om te voelen hoe je makkelijk contacten legt met doven uit compleet andere landen, hoe je ondanks de grote cultuurverschillen een gemeenschappelijke ervaringsbasis hebt en zelfs kan communiceren. Dit terwijl horende personen misschien wel toegang hebben tot de meerderheidstalen en de meerderheidsmaatschappij maar hun vrienden en kennissen in een minder geografisch verspreide wereld hebben.

Enkele visuele indrukken vind je hier.

woensdag, november 22, 2006

Waar in 't bronsgroen eikenhout....

...'t Nachtegaaltje zingt; Over 't malsche korenveld, 't Lied des leeuwriks klinkt; Waar de hoorn des herders schalt, langs der beekjes boord: Daar is mijn Vaderland, Limburgs dierbaar oord!

Serieus Marcel, wacht je op een verslag van mijn fantastische blitzbezoek aan België? Hoe had ik ook durven denken dat ons vaderland niet interessant genoeg is om over te bloggen? ;-) I apologize... Wel, vorige week dus netjes weer op het vliegtuig gestapt, na in de plensende regen een bus te nemen in centrum Bristol. Alweer, ik kan al bijna geen vliegtuig meer zien. Maar toch heeft het ook wel iets hoor, op je eentje de wereld afreizen. Helemaal naar België deze keer. Ik kon niet meer van de opwinding ;-). Ik zat aan het raampje en kon ons mooie landje rustig op me af zien komen. En het was zowaar mooi weer, ons Vlaanderen baadde in het zonlicht en de mooie herfstkleuren. Aangekomen afgedaald in de donkere kelders van Zaventem om een trein te nemen. Genieten van de geuren in de stations (vettige broodjes, wafels), al dat Nederlands op affiches en dergelijke. De Leuvense studentjes observeren die huiswaarts keerden - in Engeland gaan de studentjes niet naar huis in het weekend, maar Vlaanderen is nu eenmaal zo klein, niet? Tegelijk rustig een boekje lezend ‘De student gaat voorbij’ van Aster Berkhof (met dank aan Bie) en ik voelde mij weer helemaal thuiskomen. En vooral: alles is zowaar in euro (alhoewel is dat Vlaams?). En alles is plat! Alles is zo vré-selijk dichtbevolkt! Klinkt alsof ik nog nooit van huis weg ben geweest, maar elke keer als je thuiskomt vallen je toch dingen op.

Mijn weekend dus... euh ja, dat was drukbezet. Een gezellig kwebbelavondje met Brigitta in Hasselt. Een speechke moeten aframmelen bij Rotary in Gent (daarvoor kwam ik dus uiteindelijk, Rotary heef tmijn jaar Bristol gesponsord), naar de dovenclub in Turnhout geweest, Rob zijn handschoenen (met klepkes !) gaan halen in Zonhoven. Van Zaventem dus via Leuven naar Hasselt, de dag erna van Hasselt naar Gent naar Hasselt naar Turnhout, daarna van Turnhout naar Hasselt naar Zonhoven naar Hasselt, en dan weer naar Zaventem via Leuven. Opgestaan in Belgie, zat ik maandagnamiddag alweer in de les in Bristol, mèt wat pakjes Côte d’Or in mijn handen en groetjes van die en van die, die mijn handen verlieten. Blij dat mijn autorijskills en Vlaamse Gebarentaalskills er niet zo belabberd aan toe waren als na Ghana (al kunnen die nog altijd beter, uiteraard). En toch blij om terug aan te komen in Bristol, want zo naar Belgie gaan voelt wel eens goed, maar dit is nu eenmaal mijn jaartje buitenland, en mijn stekje is nu hier :-).

maandag, november 13, 2006

Over ‘deaf way’, ISL, Hare Krishnas, yoga en Bombay

India is dus een land dat ik zelf niet meteen zou uitkiezen om heen te gaan op reis, maar toen ik die kans kreeg was ik natuurlijk opgetogen. En nu ik terug ben kan ik wel zeggen dat het absoluut de moeite was. Het is me zeer goed bevallen en de mensen zelf zelfs beter dan in Ghana. India is een erg intrigerend land, enorm groot (zo groot als Europa denk ik), enorm dicht bevolkt; het ruikt er lekker, het is er erg kleurig en traditioneel Hindoestaans en de mensen zijn er vriendelijk.

Bombay, waar ik de laatste twee dagen zat, is echt een enorme stad; mooie Britse gebouwen; enorme mensenmassa’s in de stations en op de straten, het stikt er van de riksjas; de treinen zitten overvol, en toch zie je maar hier en daar een blanke. En dan zeker toch geen blanke die gebaren maakt met andere doven. Indiërs zijn niet zo uitbundig, welbespraakt; en opdringerig als Afrikanen, wat het een pak meer ontspannend maakt om door een stad te lopen. Wat ze dan doen wel doen is stàren. Echt stàààààààààren. Beeld je een overvolle treincoupé in en iedereen kijkt naar je omdat je gebaren maakt. Of beeld je in dat je op de trein wacht en dat er vijftien mensen om je heen komen staan om te kijken hoe je communiceert. Echt een rare gewaarwording in het begin. En toch voelde ik mij er op mijn gemak en veiliger dan in Ghana of Suriname; raar maar waar. Maar ik moet bij het begin beginnen en ik waarschuw jullie: het wordt een ellenlang epistel.

Het begin was een beetje teleurstellend. Eerst met alle stress om alles op tijd in orde te krijgen; ik kwam op vijf november in de vroege ochtend op de luchthaven terecht en ja; zelfs daar moest het nog mis lopen. En zelfs daar is het uiteindelijk toch ook weer in orde gekregen. De vlucht was dus overboekt maar ik heb uiteindelijk toch nog een ticket gekregen. Veel geluk gehad, want ze begonnen al over ‘very sorry’ en ‘compensation’. Uiteindelijk schreef de madame van British Airways op een papierke: you have a seat! En aan haar blik kon ik zien dat dit wat uitzonderlijk was. Maar goed, op het vliegtuig gestapt na belachelijk veel en lange controles (Vijf minuten worden gescand in drie verschillende houdingen! Geen water mogen meenemen!) en midden in de nacht eruit in Bombay. Warm, vochtige Indische geur (Zeep. Wierook. Eten.) De meneer die er zou staan met mijn naam was er niet. Drie keer alle naambordjes afgelopen en uiteindelijk mij toch in een taxi laten lokken. Werd netjes afgezet voor het hotel en ook netjes financieel afgezet. Maar onderhandelen over de prijs is het laatste waar je zin in hebt op zo’n moment en je weet de gangbare prijzen en onderhandelingsregeltjes nog niet. Daar maken die mannen natuurlijk gretig gebruik van.

Goed, aangekomen in het hotel heeft de hotelmeneer een kwartier met de deur staan rammelen voor het andere meisje opendeed, een Australisch doof meisje (duh dat ze niet opendoet). Twee uur geslapen en volgens de Britse tijd moest ik er terug uit om 11 uur ‘s avonds. Kunt ge u inbeelden wat een wrak ik was? Met een kanjer van een jetlag en weer ettelijke controles (sinds wanneer mag je geen shampoo in je grote bagage doen?) in Kolhapur aangekomen. Daar werden we afgehaald door enkele Rotariërs; werd er wat over en weer gekrabbeld op papierkes; werden we langs ieders huis gereden, moest ik bananen en suikkerriet proeven, iemands bananenvelden gaan bewonderen en tientallen keren op de foto met trotse Indiërs. Veel namaste’s zeggen en een zedig buiginkje maken met je hoofd. Het deed wel vertrouwd aan, na Ghana. Overal heen gesleurd worden zonder zelfs maar te weten wat ze met je van plan zijn. Maar na de vergelijkingen de eerste dag, hield de gelijkenis met Ghana zeer snel op. Maar goed, dus uiteindelijk gedropt aan een oud flatgebouw, bij een andere Rotariër. Mijn valies moest mee naar boven dus was het blijkbaar geen “bezoekje om de blanke te tonen”. “What the fuck”, dacht ik? Op voorhand werd me gezegd dat ik in een hotel zou verblijven en voorzichtig polste ik eens: “where am I going to stay?”. “Here!”. Dat was wel even “huh?”. Zonder je voorbereid te hebben over dagindeling, gedragsregels etc. Je snel snel aanpassen. En op je eentje terwijl je een kamp verwachtte.

Na enkele uren werd ik afgehaald en op een brommerke naar dat kamp gereden. Daar wachtte de volgende verrassing; het zou een ‘echt internationaal kamp’ worden met ‘zeker 25 blanken’ en ook nog veel mensen uit verschillende Aziatische landen, maar uiteindelijk... waren we met acht buitenlanders. Drie Australiërs en ik; en nog twee andere internationalen: twee Filippijnse meisjes waarvan één horend. Tegen het einde van het kamp kwamen ook nog drie Nigerianen aan, waaronder het hoofd van de Nigeriaanse nationale dovenassociatie. Het begon al goed: urenlang toespraken van Rotariërs; hakkelig getolkt, geen enkele dove op het toneel. Uiteindelijk mochten een horend Schots meisje dat in Delhi werkt iets zeggen! En de horende Filippijnse. En een dove mimieker mocht een handje gaan geven. Daarop moesten enkele doven het Indiase volkslied mee gebaren. Daarna mochten we op de foto met hen en moesten we ILY handjes opwerpen naar onze weldoeners. De doven kwamen pas echt op het toneel toen de Rotariërs weg waren. “Deaf way”, yeah right. Na het programma werden we naar ons gastgezin gebracht terwijl de 100 Indische deelnemers gezellig bij elkaar sliepen boven de lezingenzaal. Met de mededeling dat om zes uur het programma zou beginnen. Watte, zes uur? Ja, er moest yoga worden gedaan.

De inhoud: van lezingen over ‘de problemen met dove educatie’ tot lezingen over wetgeving, bilingualisme en tolken. Drie dove Indiërs gaven een lezing in ISL. Al bij al niet zoveel positieve inhoud; al vielen de lezingen van doven beter in de smaak en vooral de lezingen van Australië over Australische Dovencultuur werd met groot enthousiasme ontvangen. Toen vond ik het spijtig dat ik zelf niet genoeg tijd had gehad om iets voor te bereiden, om nog wat meer positieve noten in te brengen ipv die eeuwige ‘probleembenadering’ van doofheid. Er waren ook dingen die voor westerse ogen misschien echt raar staan in het programma: naast de dagelijkse yogasessie een lezing over ‘moral values and proverbs’ door een dove Hare Krishna. Verder een EHBO-cursus om te reanimeren. Na twee dagen trouwens gepast voor de yoga; ik werd meer misselijk dan ontspannen door totaal slaapdronken en hongerig daarheen te gaan en schokkerig adem te moeten halen, op mijn kniëen te knielen en te doen of ik mijn oren eraf wil rukken. Maar ik kan nu wel mediteren gelijk de Hare Krishnas; in de Indische gebarentaal ;)

Er was veel te weinig vrije tijd en savonds sliepen we ergens anders dus er was niet meteen veel gelegenheid om de anderen echt te leren kennen. Het programma zat overvol en pauzes kregen we amper door uitgelopen lezingen. Van discussies of workshops of spelletjes niets gemerkt, alleen uren van lezingen door horende personen die vaak onbegrijpelijk werden getolkt dus waar niemand iets aan had. Bleek dat er in India wel veel tolken zijn maar slechts een stuk of vier-vijf goede. En dat een groot deel van de beste tolken op dat kamp was. Hum. Het was ook zo dat die het moeilijk hadden om te stemtolken zodat er soms gewoon niet werd gestemtolkt en ik vermoed dat veel van wat doven zeiden verkeerd of verkort werd weergegeven.

Maar na de eerste twee dagen gingen we op daguitstap en toen begon het echt leuk te worden. Veel goede gesprekken gehad, waarop kon worden voortgebouwd, ook kwam mijn antropologische kantje naar boven, heb ik veel om me heen gekeken en vragen gesteld. De dagtocht ging naar een overjaars waterpretpark en daarna naar een dovenschooltje. Door Rotary gefinancieerd. Heb ik effe mijn ogen opengetrokken: levendige kindjes, aan de muur verbonden door een enorme koptelefoon. “Still..?”, gebaarde Josie (Aus) naar mij, met grote ogen. Ik had wel een donkerbruin vermoeden dat het enkel voor de show was; en ja, toen we op het einde nog eens gingen piepen in die klasjes hingen de meeste koptelefoons terug aan de muur. Volgens hen werd er ‘bilinguaal’ lesgegeven in ISL en Hindi (wat daarvan waar is kan je niet zien op zo korte tijd.) Maar dus, geen Engels, omdat Tilawani in een streek ligt waar weinig Engels wordt gesproken. Het was enkel een lagere school en later vernam ik dat India maar liefst 484 lagere dovenscholen heeft, en slechts 2 of 3 middelbare scholen. Blijkbaar zijn er ook enorm veel doven in het land, net zoals in Ghana. Velen komen niet op de schooltjes terecht. Hoorapparaten zijn vaak klassiek of te duur. CI is er gekend maar wordt niet terugbetaald en toen ik de Indiase Readers Digest opensloeg zag ik een oproep om implants te sponsoren. CI is dus voor de ‘rijkeren’ en de situatie is er dus compleet anders.

Toch was het ook echt ‘thuiskomen’ omdat het echt een ideale gelegenheid voor ‘networking’ was. Goeie en lange gesprekken gehad, vooral tijdens het eten en –shame on me- tijdens de minst interessante lezingen. Samengevat: voor het programma was dit kamp dus niet echt (echt niet) de moeite, voor het sociale aspect echt wel. Er waren veel doven die werken voor dovenorganisaties en veel doven uit dove families, bleek dat er toch hier en daar echt ‘doofbewuste’ eilandjes zijn; die vaak termen aannemen zoals ‘deaf way’; ‘deaf reach’,... er was bv. een kantoor waar 23 doven werkten, iedereen doof, van de schoonmaaksters tot de baas. Ook fijn was de uitwisseling met de Australiërs die beiden uit een dove familie komen.

De communicatie liep met sommige Indiers echt moeilijk omdat het voor velen de eerste keer was dat zij communiceerden met buitenlandse doven. De Indiase gebarentaal heeft duidelijke invloeden van zowel ASL als BSL voor zover ik dat kon zien, en natuurlijk van de Hindoe cultuur zoals het gebaar voor trouwen (een halsketting rond je hals), dat voor vrouw (je wijst op je neus voor neuspiercing),... Na enkele dagen liep de communicatie met verschillende mensen toch redelijk vlot. In het begin was alles wat overweldigend, had het gevoel dat ik meer tijd zou nodig hebben om het schoolsysteem wat te leren kennen, belangrijke waarden in india, plaatselijke gebarentaal, de gebaren voor de plaatsnamen in India, enzovoorts. Ik voelde een week als veel te kort aan maar achteraf gezien heb ik toch enorm veel bijgeleerd op die week. De meeste doven die daar waren konden redelijk Engels wat het ook vereenvoudigt om eens iets te vingerspellen. De vingerspelling was een bizarre mengeling van tweehandige en eenhandige. Ik vond het niet echt handig in gebruik maar veel doven konden dus alledrie : ASL vingerspelling, BSL vingerspelling en ISL vingerspelling.

Mijn gastgezin was erg leuk, een koppel met enkele kleintjes dat mij een eigen kamer gaf met eigen badkamer. Ze hadden ook gestudeerd zodat we in het Engels konden communiceren via papiertjes. Het deed me sterk denken aan mijn tienerjaren; toen ik nog geen internet en msn had of VGT kende zodat mijn beste gesprekken toen via papier verliepen ipv. ‘live’. ’t Waren open, vriendelijke mensen en goddank dat zij heel wat fijngevoeliger en wat minder nonchalant waren met de tijd dan Afrikanen zijn. Het leven in een gastgezin voor zo’n superkorte tijd was dus niet erg belastend, integendeel, na de aanvankelijke verrassing (en teleurstelling om niet bij de andere doven te logeren in het rotarygebouw om lange nachtelijke gesprekken te kunnen voeren); vond ik het wel heel leuk en leerrijk, ook al zat ik alleen bij een gastgezin in tegenstelling tot de Aussies en de ‘Filips’. Over allerlei gebabbeld via de papiertjes. Maar uiteindelijk niet veel tijd met hen doorgebracht omdat ik pas rond elf uur werd gedropt en ‘s morgens terug werd gedaan naar het kamp.

Tegen het einde besloot ik om een dag vroeger te vertrekken dan gepland omdat de laatste dag van het kamp bestond uit de slotceremonie (dwz: weer allerlei lezingen door horende Rotariërs, dus) en omdat de Aussies (en enkele Indiërs) de dag ervoor vertrokken om nog iets van Bombay gezien te hebben; daar een dove familie te ontmoeten en het kantoor van de NIHH (dovenorganisatie). Aangezien ik het maximale uit mijn verblijf wou halen zag ik dat veel beter zitten dus na ongeveer duizend keer gefotografeerd te worden vertrokken we op de 9de november in de avond. Na een slapeloze nacht in een hobbelige bus kwamen we aan in Bombay; door de taxi afgezet en pas na een halfuur ruziemaken over de prijs en twintig toehoorders die zich kwamen moeien; raakten we binnen. We logeerden bij Sujit; een dove jongen met een dove familie: dove ouders, dove broer met dove vrouw. Echt een zeeer leuke ervaring. Ze bezitten een klein appartementje in een suburb van Bombay. Bombay is echt een eeeee-norme stad met 17 miljoen inwoners en hij woonde op 30 km van het centrum. Fijne ervaring om te zien hoe ze met elkaar omgingen en over heel veel dingen overeen te komen en weer veel gesprekken te hebben over India en Europa. Leuk om te zien hoe de horende baby van Sunil (Sujits broer) gebaartjes begint te maken.

Na een lekker ontbijt (ei!!) heeft Sujit ons dan op sleeptouw genomen door het drukke verkeer en hebben we lange wandelingen gemaakt, zijn kantoor gezien (hij geeft lessen ISL aan tolken: een ISL eilandje in een enorm groot gebouw met orale voorzieningen). In dat gebouw kregen ook doven bijles van andere doven, vooral computeropleidingen. Toen we daar weg waren een lange wandeling gemaakt, goede gesprekken gevoerd en totaal kapot in bed beland om de volgende ochtend om vijf uur er terug uit te gaan om de Aussies aan de luchthaven te droppen. Terug naar Sujits thuis, foto’s bekeken en gebabbeld; terug de stad in, wat gewandeld en rap wat souvenirs gekocht (neen geen oorbellen, wel een sjaal;)) voor mijn geliefden, van het uitzicht van Bombay by night genoten, gebabbeld, gegeten en bed in. Weer een redelijk slapeloze nacht wegens ineens snipverkouden te worden; het vliegtuig opgezet en nu ik dit typ op mijn laptop hang ik ergens boven Roemenië. Na drie uren land ik in Londen, waar het dan zes uur vroeger is, pak ik een bus naar Bristol, ga ik slapen, eten, bekomen, mijn lief aandacht geven en voor school werken. Vrijdag moet ik alweer terug het vliegtuig op naar België voor een weekend, mijn gezicht laten zien op 75 jaar NVSG Rotary, dat mijn beurs gefinancieerd heeft. Ongelooflijk hoeveel ik in 2006 uiteindelijk gereisd en gevlogen zal hebben. Wenen, Amsterdam, Ghana, Tunesië, Dublin, Bristol, India en tussendoor door heel Vlaanderen crossen. Maar eerst nog deze wistjedatjes!

Wist je dat:

-veel hindoes geen vis, vlees of eieren eten?

-ik dit pas na drie dagen doorhad omdat ik toch gewoon alles binnenspeel wat me wordt voorgezet?

-dat wij de eerste dag brood met konfituur en schijfjes komkommer kregen voorgezet ‘omdat wij blank waren’ en dat op de daguitstap mij botweg geweigerd werd dat ik een pikant menseltje bij mijn eten kreeg? (ik heb het zeker vier keer opnieuw moeten vragen of ze me dat toch wouden geven)

-buitenlanders buiten de westerse landen toch iets hebben met fotograferen. In Ghana was men er dol op als we foto’s namen (van vrienden en gastfamilie want op straat was dit uitermate taboe) en mochten we er niet mee stoppen. In Indië was het omgekeerd en was men er dol op als men foto’s mocht nemen; en wou men daar niet mee stoppen. En eerlijk gezegd het laatste is veel vervelender dan het eerste. Elke avond moesten we (=de buitenlanders) een halfuur tot een uur op de foto met allerlei verschillende mensen op het podium in de spotlights. Ik denk dat ik nooit in mijn leven nog zoveel zal gefotografeerd worden, zelfs niet als ik trouw ;-) Altijd was het ‘nog eentje! Nog eentje’ maar volgens mij is niets zo saai als zulke foto’s.

-net zoals in ghana en suriname, brommerkes hier alomtegenwoordig zijn?

-doven geen rijbewijs mogen halen maar het gewoon doen en dat de polies dan een oogje dichtknijpt?

-er in bombay veel kreupele mensen rondlopen door polio?

-en nog veel meer honden, eerst had ik schrik door mijn ervaring met achternazittende Surinaamse waakhonden maar later had ik door dat het gewoon lamme beesten zijn die veel teveel kweken

-de meeste indiers nog nooit van belgie gehoord hebben; mij voor een Australiër aanzagen en mijn herkomst pas begrepen als ik zei dat het ‘niet zo heel ver van de UK lag’. Om vervolgens te denken dat ik van UK kwam. Holland daarentegen kent iedereen. Hoe is het mogelijk ;)

-Indiers een rare hoofdbeweging maken? Een soort ronddraaien, schommelen van het hoofd. De eerste keer dat je dat ziet is dat echt moeilijk te interpreteren. Is dat nu een ja? Is dat een ‘ik twijfel’. Is dat een nee? Uiteindelijk bleek dat het betekent ‘respect’; ‘agree’, ‘ok’, ‘ja’, ‘ik zie je graag’. Breed dus; ... elke keer dat ik dat zag raakte ik in de war. Maar uiteindelijk vond ik het best wel charmant en vriendelijk en na drie dagen betrapte ik mijzelf erop dat ik het zelf al begon te doen, of toch een poging deed tot. In elk geval heeft die beweging tot veel hilariteit gewerkt en al zeker omdat ik het probeerde te filmen maar dat ze dat niet op commando konden.

-naast die rare hoofbeweging is er nog andere Indische lichaamstaal die moeilijk te interpreteren was: als ze willen zeggen ‘kom mee’; doen ze een soort gebaar dat bij ons meer betekent ‘blijf hier’. Zo waren er nog voorbeelden. Verwarrend. Verder betekent een pink (de‘algemene gesture’ voor ‘pintje’, bij ons); dat men naar het toilet moet; en als men ook nog es op zijn wijsvinger bijt, dan is het dringend. En ik heb het hier dus over gestures die horenden ook gebruikten. Altijd weer dingen die je doen beseffen hoe relatief dat allemaal is. En hoe gelijk mensen utieindelijk toch ook zijn.

-ik het gevoel had dat in India veel grotere tegenstellingen waren dan in Ghana of Suriname. Veel bedelende en zieke mensen op straat maar ook echt poepsjieke huizen en gebouwen, zeker in Bombay. Heeft waarschijnlijk met het kastensysteem te maken.

-Hindoes supergek zijn op visitekaartjes? Ik heb hier een hele resem kaartjes terwijl ik zelf ongeveer honderd keer mijn emailadres heb moeten neerkrabbelen.

-een badkamer in india bestaat uit (in deze volgorde) een wasbak, een douchekop en een wc en dat je de hele badkamer (inclusief het toilet) nat maakt door te douchen omdat de douche niet afgeschermd is?

-ze op de betere wc een sproeikopje hebben om je gat schoon te maken?


PS: foto's vanaf morgen op http://www.flickr.com/photos/bawoni

zondag, oktober 29, 2006

Kuifje in India

Rustig een jaartje hier, dacht ik. Mij volledig op mijn studie richten. Engeland een beetje verkennen. Hoogstens een keer naar België. En in de zomer naar het WFD-congres in Madrid natuurlijk. Maar zeker niet meer dan dat. Mis. Twee weken geleden vroeg Maartje me of ik in haar plaats niet naar India kon en wou gaan, naar de Rotary ‘Deaf Way’. En of ik dat wou! Wie zou er nee zeggen? Maar het bleek niet zo simpel; alles leek mis te lopen van financiëring tot de niet te veranderen vlucht van Maartje, een spoedprocedure voor mijn visum en te geven lezingen maar na twee weken ja-neen geharrewar komt het dan uiteindelijk toch in orde. Het is een wat vervelende timing omdat Bie en Lieven ook in die periode langskomen en omdat ik (ja, nu al) een paper-deadline heb. Maar zeg nu zelf, wie zou die kans laten schieten? Ik niet, in elk geval. Op naar India dus. Normaal moest ik daar in Maartjes plaats wat lezingen geven. Ikke??? Eerst overwoog ik het nog, maar gezien het extreem late tijdstip heb ik daar toch voor gepast. Want zeg nu zelf; op enkele dagen twee lezingen voorbereiden (én een paper schrijven? En praktische dingen regelen?) in een gebarentaal die ik geeneens echt beheers (de Amerikaanse)? Maar goed, vrijdag vlieg ik dus naar Bombay, waar ik een bus neem naar Kolhapur, waar gedurende een week lang 200 dove jongeren samen komen uit India, Pakistan, Sri Lanka, Bangladesh, Singapore, Maleisië, Brunei, de Filippijnen, Rusland, Australië en Nieuw Zeeland, voor een kamp dat een combinatie zou zijn van lezingen en workshops. Het wordt volledig gefinancieerd door Rotary.

Hier in Bristol alles nog z’n gangetje. Eerst was het nog lekker rustig en begon ik rustig te beginnen kijken waarover mijn papers zouden gaan, tot het India-nieuws waardoor ik er wel lekker hard ga mogen invliegen eens dat ik terug ben. Maar goed, ik geniet hier wel. Leuk om de mensen hier langzaam beter te leren kennen. Zaterdag naar Weston geweest naar optredens van dove komieken. John Smith was in mijn ogen meer een klassieke komiek die de verschillen tussen horenden en doven komisch maakte, maar mijn favoriet was toch X (naam kwijt). Hij, telkens meesterlijk verkleed, kroop eerst in de rol van Freddy Mercury en gebaarde met hart en ziel Bohemian Rhapsody; met op de achtergrond de clip. Het leukste moment was wel toen hij Maria uit The Sound of Music speelde. Het liedje Do-Re-Mi in gebaren was zalig, hij recruteerde de zeven kinderen uit het publiek en elke noot kreeg een gebaar (zus, je had erbij moeten zijn!). Zalig. Minder zalig was de autopech achteraf, waardoor Paddy, Liz, Dani en ik drie uur lang vastzaten op een parking. Maar goed, dat was dus m’n weekend en de nieuwe week begint voor mij al midden in de nacht. Dezemorgen om kwart voor vier vertrek ik ‘snel’ op en af naar Londen om een visum te regelen, daarna naar de les racen. Dinsdag nog veel les, woensdag komen Bie en Lieven aan, ga ik zorgen dat ze de mooiste plekjes in Bristol nog gezien hebben en ten volle genieten van hun gezelschap, donderdag weer de hele dag les (en ja, hier is dus de les verplicht) en vrijdag begint de grote reis! Spannend (en ook wel een beetje akelig natuurlijk)!

zondag, oktober 22, 2006

Over Engelsen, hun uitgaansgedrag en de sjoklat-idealisering

Intussen beginnen hier de eerste herfstverschijnselen door te komen, al is het vreemd wisselvallig weer. Gisteren kon je op het ene moment in een bloesje met spaghettibandjes rondlopen (en het is eind oktober!) en het andere moment was het zo koud dat je niet eens genoeg hebt aan een dikke trui. In elk geval, in het weekend is het wat rustiger en proberen we wat van de stad te zien of -zoals gisteren- wat er buiten ligt. Gisteren ondernamen we dus een heldhaftige wandeltocht ‘naar een kasteel’. In dat kasteel zijn we nooit geraakt, wegens onze te lange pauze. Ergens in een leuk dorpje vonden we namelijk een gezellig koffiehuis. Heerlijk die Engelse koffiebars waar je ook allerlei soorten lekkere chocomelk kan drinken met heerlijke muffins. Dat terwijl het juist België is dat hier bekend staat als het chocoladeland. “Ooh België? Woo, bofkont! Chocolade!” In de alledaagse supermarkten vormt de chocopoeder ‘mèt-echte-Belgische-chocolade’ de trots van de Engelse (!) chocolademerken zoals Cadbury’s. Eigenlijk best wel ironisch want als je bij ons een chocomelk vraagt krijg je meestal een kop Nesquick en er zit niet eens altijd melk in. Onze choco van Sainsbury’s heet trouwens ‘Belgium’ en smaakt naar heerlijke Belgische Aldi-choco. Ze hebben hier op de unief zelfs een ‘chocoladevreetclub'. En tegelijk nog nooit van Côte D’Or gehoord natuurlijk. Maar hier is het dus van: als het hier al zo heerlijk is, wat een paradijs moet België dan wel niet zijn. Altijd grappig te merken hoe men in het buitenland over België denkt. Zo wordt België vaak ook vereenzelvigd met Brussel. Ik ben zelfs al mensen tegengekomen die Brussel wel kennen maar België niet. Al ben ik ze hier nog niet tegengekomen. Maar ook zij kunnen het niet laten toch vol trots op te merken dat ze Brussel gezien hebben. Jawadde.

Maar we wijken af. Onze wandeltocht leidde via de Clifton Suspension Bridge (zie Flickr), waar we al eerder geweest waren, naar Henbury, buiten de stad. Door ‘the Downs’. Over ‘the Downs’ hadden we al gehoord, maar nu hebben we dus gezien wat het eigenlijk is. En werden we aangenaam verrast. Op slag zag ik de zomer in de stad een stuk beter zitten. The Downs is iets gelijk een enorm grasveld (maar dan echt enorm, je wandelt er minstens twintig minuten door), met clusters bomen en struikjes, en hier en daar een bankje. Een soort groot park dus, maar zonder wandelpaden. Gewoon een enorm grasveld dus, dat zeer Engels aandeed en lekker ruim voelde. Ik kreeg al visioenen van de volgende zomer: met ons rode Ikea-dekentje, een schoon boek en ‘du pain, du vin et du boursin’ naar The Downs toe. Dus we zitten hier wel goed, in ons appartementje. Op vijf minuten naar de ene kant kom je in het mooie, hoog gelegen en heuvelachtige stadspark, tien minuten naar de andere kant kom je bij de Bridge en de grasvelden daarrond, en iets verder dus the Downs. Ook zijn er overal kleine stadsperkjes met een bankje, met vaak een betoverend uitzicht. Bristol mag er dus wel wezen op dat vlak. Maar goed, we wandelden wat verder door, kwamen langs mooie Engelse wijken (dat moet ik toch wel beamen hoor, dat de huizen hier echt stijlvol zijn). Tot we die chocoladebar tegenkwamen. En erna in de Oxfam boekenwinkel doken. Ze hebben hier in de stad op zowat elke tweede hoek een Oxfam boekwinkeltje, waar ze tweedehands literatuur verkopen. Dit natuurlijk naast de ontelbaar vele ‘gewone’ boekhandels die vaak –jawel- een koffie-en-chocomelkbar hebben. Engeland is dus een paradijs voor de boekliefhebber, zonder echt duur te zijn op dat vlak Toch blijf ik een beetje vaderlands- of beter gezegd moedertaalliefhebber en is het fijn om eens iets te lezen (of te spreken) in het Nederlands. Raar gevoel hoor, als je moedertaal een luxe wordt, iets wat we in Ghana ook al hebben gevoeld.

Dan Halloween nog. We zijn nog tien dagen van Halloween verwijderd en toch zie je al minstens een week overal groepen rondhangen die verkleed zijn, van vampiers, tot niet nader te definiëren schepsels en bloederige creaturen. Gisteren hebben we daar dus zelf ook eens aan meegedaan. Een pub crawl (geef toe dat klinkt beter dan kroegentocht), Rob met etterende nepzweren op zijn gezicht; en ik als sexpoes - euh neen, als ongeluksbrengende zwarte kat dus. Georganiseerd door Scream Bristol, de groep doven die elke week samen komt in de Deaf pub is echt een gezellige en open groep. Maar goed want het Engelse nachtleven is echt niet om over naar huis te schrijven. Zoals de meesten misschien wel weten moesten de pubs vroeger dicht om 11 of 12 uur. Met als gevolg dat er een slechte drinkcultuur ontstond en men zich strontlazarus zoop voor het sluitingsuur. Je kan hier trouwens echt veel soorten Belgisch bier krijgen in de cafés, maar ze verpesten het wel. Ze vinden een bierkraag op een pintje namelijk ‘een verspilling van geld’, en met hun slappe tapsystemen lukt het niet eens om er een kraag op te krijgen voor de ‘verspillers’. Goed, die wet is dus afgeschaft maar mensen veranderen niet zomaar van gewoontes dus op een vrijdagavond rond 11 uur zie je al overal waar je kijkt zatte mensen die zich verplaatsen. Want wat doen de sociale mensen dan als zo’n café sluit? Naar de nachtclub. Menig lezer zal nu denken aan smoezelige rookgelegenheden waar een wulpse stripdanseres zich rond een paal wringt. Maar dat is het dus niet; eerder een café dat iets chiquer is, waar stoere mannen in zwarte kleren voor de deur staan, en waar je vaak inkom moet betalen. En hoe raken al die beschonken mensen dan thuis na zo’n avondje zwaar feesten (lees: zuipen), denken jullie? Taxi’s zijn hier niet goedkoop, maar jawel, ze zijn hier wel normaal. Zelfs al is de afstand niet al te groot. Toen ik woensdag geen zin had om nog naar een nachtclub te wandelen, zei iemand doodserieus: neem een taxi! Euh?

Ook het nachtelijke en minder nachtelijke studentenleven wordt hier geconcentreerd en gecontroleerd. Waar in Leuven alles over de stad verspreid is huizen hier bijna alle studentenverenigingen in één gebouw, de Student’s Union. Het gebouw is vijf verdiepingen hoog en gonst van het leven, maar toch, je mist er toch wel iets. Als je er ‘s avonds binnen wil word je trouwens door vijf bodyguards gecontroleerd of je wel een studentenkaart hebt en de cafés gaan –natuurlijk- dicht om elf uur. Waarna men naar een nachtclub verhuist. Met of zonder taxi.

vrijdag, oktober 20, 2006

Voor wie echt wil weten...

...wat ik hier nu eigenlijk doe, geef ik hier eens een uitleg die langer is dan twee zinnen :-)

-Deaf studies.
-Dead studies??
-Neen, Deaf studies. Dovenstudies dus.
-Ooch... Wat is dat?

-Een opleiding waarin je wordt onderwezen in alle problematische aspecten van het doof zijn? Van gehoorverlies tot problemen in het onderwijs en psychische problemen, gedragsproblemen en hoe dit allemaal op te lossen? Een heel vak dat gewijd aan de verschillende manieren om doofheid weg te werken, de hele resem apparatuur? Audiologie, logopedie, geneeskunde, orthopedagogie etcetera?

-Neen. Iets anders. Deze studie wil vertrekken van een doof perspectief.

-Is dat niet hetzelfde? Willen doven niet horend worden? Willen doven niet 'zo normaal mogelijk' worden? Willen zij ‘hun problemen niet oplossen’? Of betekent ‘een doof perspectief’ dat er alleen doven werken?

-Neen. Iets anders. Er zitten om te beginnen zowel doven als horenden op het CDS. Het is juist die mix die heel erg belangrijk is. De mix, de gebruikte taal (zoals in mijn vorige post vermeld is BSL de hoofdtaal) en een bepaald perspectief, een bepaald vertrekpunt.

Het perspectief van doven als mensen met een zware handicap waarvan het 'toch zo geweldig sjiek' is als die handicap kan worden 'weggewerkt' of 'verstopt', komt grotendeels van de horende wereld waarin het helemaal zit ingebed dat men zo min mogelijk moet afwijken van een norm. Dat is echter slechts één kant van het verhaal. Doofheid een handicap: het maakt hier niet zozeer uit. Wat uitmaakt is dat men doofheid niet alléén vanuit de medische hoek moet benaderen. En dat is wat men daar doet. Of probeert te doen.

Deze studie gaat uit van hoe doofheid nu echt beleefd wordt en vormgegeven wordt, hoe gemeenschappen onstaan, mooie visuele talen, een dove culturele ervaring. Pure psychologie? Neen, eerder multidisciplinair. Psychologie, sociologie, linguïstiek, geschiedenis en last but not least: antropologie. Het zit er allemaal in. Op die manier is het vergelijkbaar met Black studies, Woman studies of zelfs met opleidingen zoals Japanologie of Egyptologie. De eerste twee voorbeelden handelen over onderdrukte groeperingen. De twee andere voorbeelden over een studie waar je een taal leert, een geschiedenis, kunst, cultuur enzovoorts. Een combinatie van het leren van een taal, de geschiedenis, cultuur enzovoorts. Toevallig die van een minderheidsgroepering.

Zeer centraal staat dus uiteraard de studie van gebarentalen. Rachel Sutton-Spence is geweldig. Een magere vrouw met kort kapsel, met een zeer duidelijke manier van gebaren. Ze legt alles heerlijk uit; met veel mimiek, en geregeld ontsnapt me een lach. Ze geeft sign linguistics. De lingustiek van gebarentalen dus, met verwijzingen naar BSL. Een voorbeeldje? In een gebarentaal kan je meerdere dingen zeggen met één gebaar of samengesteld gebaar. Waar men in het Nederlans een hele zin voor nodig heb kan je in BSL (of VGT of ...) vaak in één beweging zeggen. Mijn paper schrijf ik waarschijnlijk over problemen met het neerschrijven van gebarentalen.

In de BSL-les zelf leren we op een ontzettend traag tempo de beginselen van BSL. Ironisch genoeg leren mijn twee dove medestudenten en ik meer gebaren bij in de lessen die in BSL worden gegeven, dan in de les BSL. Dit vak is dus vooral gericht op horende personen.

Jim Kyle heeft een grijze baard, een echt Engels streng en gereserveerd uiterlijk (zonder echt gereserveerd te zijn), een gehechtheid aan zelf opgestelde regels en geeft meerdere vakken. In ‘Deaf studies in Perspective’ werden we tot nu toe door hem overladen met statistische gegevens, nummers, grafiekjes over toegankelijkheidsproblemen die doven meemaken. Toch nog een ‘probleembenadering’? Het lijkt er soms een beetje op. Je moet wat doordringen tot zijn teksten als je wilt beseffen dat dat zijn (hoofd)bedoeling niet is. In ieder geval, het vak is een soort algemene benadering van dovenstudies en een plaatsing ervan tussen verschillende disciplines.

Vakken over dovengeschiedenis, multilinguale omgeving voor dove kinderen enzovoorts, zijn voor volgend semester, en vanaf eind november hebben we ‘Research Methods’. Maar last but not least, mijn lievelingsvak: Deaf Culture and Deafhood. Wordt gegeven door de beroemde Paddy Ladd, een man die zijn naamgebaar ontleent aan zijn Jezus-look. Hij heeft lang haar en zijn gezicht heeft ook wel iets weg van klassieke Jezusprentjes, alleen iets ouder. Hij draagt festivalbandjes rond zijn polsen, een hemd dat vaak half uit zijn broek hangt, en heeft een relaxede open houding. Zijn vak sluit heerlijk aan bij antropologie, gaat lekker diep en behandelt doof zijn echt op zich, als culturele blalba.

Examens hebben we hier niet. Voor elk vak moeten we een paper schrijven. Ik dacht dat we zelf een onderwerp zouden moeten kiezen. Maar neen, je krijgt een lijstje van vijf dingen waaruit je moet kiezen. Makkelijk maar weinig uitdagend. Alhoewel, het is wat je er zelf van maakt natuurlijk.

Dag allemaal, dit is het alweer, tot de volgende keer.

zaterdag, oktober 14, 2006

Hoe een taalsituatie hopeloos ingewikkeld kan zijn

Ik vertrek van onze flat in Cliftonwood. Een beetje verder loop ik een smal en steil straatje in, om na vijf minuutjes klimmen weer bergaf gaan op de Lower Clifton Hill. Intussen geniet ik van het nazomeren en het schitterende uitzicht op deze hoogte. Ik steek de drukke Park Street over om de universiteitsbuurt in te lopen. Alle uniefgebouwen liggen hier bij elkaar in de buurt en lijken qua grootte op groot uitgevallen huizen. Er hangt een zeer Engelse sfeer tussen de gebouwen, hier en daar loopt een middelbareschoolstudent in uniform maar er lopen vooral uniefstudenten rond. Ik draai de Woodland Road in. In deze straat ligt het Centre for Deaf Studies, in één van de 'huizen'. Ik loop er naar binnen. Er zijn enkele bachelorstudenten in de hal. Ze praten wat met elkaar. Ik loop naar Claire -de secretaresse- en bel voor haar raam. Ze verschijnt al snel en ik leg in mijn duidelijkste gebaren uit wat ik wil vragen, iets over een bewijs dat ik student ben. In ietwat moeizaam BSL staat ze me ‘te gebaar’. Intussen komt Clark, een prof, voorbij. We slaan een kort praatje in BSL. Een medestudente uit de masteropleiding doet haar best om te gebaren tegen Dani, die intussen ook is aangekomen. Ze leert snel bij. We gaan naar boven voor de les.

De taalsituatie op het Centre for Deaf Studies dus. Of wat ik daar tot nu toe van begrepen heb; want het is behoorlijk complex. (Maartje, zeg het als ik mis zit!) Maar zo lijkt het ongeveer te zitten:

Er zijn mensen die me gevraagd hebben ‘zijn die lessen daar aangepast aan doven?’ Peut, foute vraag. Zijn die lessen aangepast aan zij die geen Britse gebarentaal (BSL) kunnen, lijkt een betere vraag. Volgens de taalpolitiek van het CDS zouden immers alle lessen in BSL moeten gegeven worden ook al gaat het hier om een departement waar slechts een minderheid doof is. Maar toch komt het er op neer dat soms de dove personen in het nadeel zijn.

Wat die taalpolitiek inhoudt? Dat het een tweetalig (BSL-Engels) departement is waar echter de hoofdtaal BSL is, zowel voor dagdagelijkse communicatie, als vergaderingen als lessen. In het Engels moet je vooral kunnen lezen en schrijven. Dove studenten (behalve die van het eerste jaar) mogen wel als ze willen hun taken inleveren op video, gebaard in BSL.

De lessen? Het lijkt eenvoudig: de lessen in de MSc (de masteropleiding, die ik volg) zijn officieel gezien in BSL en worden gestemtolkt door twee tolken. Maar er zit blijkbaar een heel gedoe achter. De dove studenten uit Groot-Brittannië hebben recht op tolken BSL als een horende persoon in het Engels lesgeeft. De buitenlandse dove masterstudenten hebben hier geen recht op en moeten in principe uit eigen zak betalen (wat al rap 40 pond per uur is, heb ik me laten vertellen). En laat de masteropleiding Deaf Studies nu vaak buitenlandse doven bevatten. Vorig jaar waren hieromtrent problemen: dove proffen worden zowiezo gestemtolkt (behalve de les BSL-verwerving) omdat deze tolken betaald worden door de overheid (“toegankelijkheid op het werk”?). Maar een horende prof die in BSL wil lesgeven heeft géén recht op een stemtolk. Deze horende prof zal dus niet in BSL maar in het Engels lesgeven waardoor de dove personen niet kunnen volgen, tenzij zij een tolk kunnen betalen. Maar dit jaar zijn daar korte metten mee gemaakt en worden alle lessen in de MSc (masteropleiding, die ik volg) zowiezo in BSL gegeven en getolkt naar het Engels. Vorige week waren er ook ‘lipspeakers’ voor een dove Britse medestudente, de week erna bestelde ze een schrijftolk (met laptop), gefinancieerd door de overheid. Er waren dus in sommige lessen vier tolken bezig om negen studenten de les te laten volgen (twee tolken die afwisselen om te stemtolken en twee tolken die afwisselen om te typen)... In de BSc (bachelor) opleiding ligt de situatie trouwens weer heel anders.

Hoe dat er nu uitziet in het dagelijkse leven daar? Communicatie gebeurt er in principe in BSL en men zou altijd moeten gebaren, zeker als er een dove persoon in de buurt is. Bij de introductiedagen werd gezegd: geen kauwgom in het CDS, doe je dikke jas uit om te gebaren en zet geen pet op dat je gezicht overschaduwt. Maar of er nu werkelijk altijd en overal wordt gebaard? Absoluut niet. Het overgrote deel van de studenten en zelfs de staf is horend en zeker de nieuwe studenten zijn vaak niet vloeiend in BSL. Wat betreft de staf en outsiders: als iemand, bijvoorbeeld een onderzoekswetenschapper een lezing zal geven en Engels wil spreken omdat hij of zij BSL niet goed beheerst, wordt deze getolkt. Een BSL-poëzieavond vorige week werd door Rachel gebaard in BSL en werd gestemtolkt. De onderzoeker op de lezing gisteren kondigde echter in BSL aan dat ze zou spreken. Een lezing geven in BSL is immers nog heel iets anders dan loutere communicatie.

Erg complex dus, iets wat deels wordt veroorzaakt door overheidsbepalingen en geldgebrek, deels door het feit dat een groot deel van de ‘populatie’ op dit departement niet vloeiend is in BSL.
Toegankelijk voor Britse horenden en doven? Zo lijkt het wel, al lijkt het over het algemeen toegankelijker voor horende personen ook al kennen ze niet altijd BSL. Horenden hebben vaak ook meer keuze in communicatiemiddelen en zijn in de meerderheid. Doven zijn dan weer in het voordeel waar zij vlotter de hoofdtaal (BSL) beheersen.
Toegankelijk voor buitenlandse doven die een andere gebarentaal gebruiken? Ik hield mijn hart vast, maar ik kan hier toch een “ja” op antwoorden. De proffen zijn oprecht mee begaan of we (Dani en ik) het kunnen volgen of niet. We zijn immers nog volop bezig om BSL te leren. In elk geval: het is fijn om na vijf jaar op de Leuvense universiteit in een les te zitten die je minstens voor een deel toch kan volgen. En de inhoud van deze lessen? Daarover volgt nog een post want het waren deze week vooral inleidingen en deze post is al veel te lang en saai.

zondag, oktober 08, 2006

In den beginne

De eerste week is achter de rug, en neen ik heb nog steeds geen les gehad. De introductie waar ze in Leuven een of twee dagen over doen duurt hier een week. Leuk was wel een grote studentenbeurs waar ze smeten met hopen gadgets, van houten lepels tot en met sjaals. Het interessante aan die beurs was wel niet zozeer die hebbedingetjes, maar het feit dat je er voortdurend wordt aangesproken. Als dove personen (die bovendien buitenlands zijn) die in die lawaaiierige ruimte niets verstonden van het Engelse gekakel, waren Dani en ik genoodzaakt meteen aan te geven dat we doof zijn. ‘I’m deaf’, vergezeld door twee vingers op het oor. In Vlaanderen zijn reacties hierop niet om over naar huis te schrijven. Daar zullen ze dan vaak onaantrekkelijk dichtbij komen in je oor te blazen; of de aankondiging ‘ik ben doof’ interpreteren als een doodvonnis voor eventuele verdere communicatie. Op die beurs dus niets van dat alles.
Op de occassionele minder sociaal vaardige mens na, werd er wonderlijk ‘normaal’ en ‘passend’ gereageerd. Dezelfde afstand behoudend gingen die Britten gewoon wat langzamer praten, eventueel vergezeld door wat ruimtelijk handgebruik. Als je vraagt om het op te schrijven staren ze je niet ontredderd of stomverbaasd aan maar lijken ze het de normaalste zaak van de wereld te vinden.

Of ik dat nu niet moeilijk vind, zo zonder mijn vertrouwde Nederlands? Neen, natuurlijk is het anders en heeft het nadelen, maar... het heeft iets. Comfortabel vind ik namelijk dat de scheiding horend doof hier duidelijker is, zonder een behandeling als mentaal minder vaardige persoon als gevolg te hebben.
Een optie die ik hierboven niet vermeld heb in verband met Vlaanderen is namelijk: ze maken uit mijn vloeiende Nederlands-met-vreemd-niet-thuis-te-brengen-accent op dat ‘het wel niet zo erg zal zijn en ik dus wel gewoon een beetje traag zal zijn dus moet je het gewoon nog eens herhalen en vooràl niet duidelijk gaan spreken want dan sta je voor zot’. Dit om dan in veel gevallen wat ongeduldig of ontredderd te reageren als je ze nogmaals niet verstaat. Enkele mensen zullen zich verbazen over wat ik nu ga zeggen, maar het heeft dus niét altijd een voordeel goed te spreken. Spreken en spraakverstaan zijn verschillende dingen maar worden vaak met elkaar verbonden. Goed kunnen spreken kan èrg misleidend zijn. Mensen begrijpen het niet als je de communicatie niet goed volgt: ‘maar je praat toch goed!’. Liplezen is overigens voor een groot deel giswerk, goede liplezers zijn goede gissers. Van enkele woorden of zelfs enkele klanken, gecombineerd met het aanvoelen van situatie en context, maak je een zin. Het heeft iets van het oplossen van een raadsel. Kortom hoe beter je spreekt (en gokt) hoe meer je doofheid naar de achtergrond verdwijnt, overigens zonder dat je daardoor als normaal horende persoon wordt gezien of volledig meekan op sociaal vlak.
Hier heb ik dat niet echt aan de hand. Mijn Engels is niet vloeiend en er valt weinig te gissen in een taal die je niet goed kan aflezen. Hier ben ik duidelijker doof dan in Vlaanderen, zonder dat dat ambetante reacties oproept. Dat heeft dus ook wel voordelen.

De taalsituatie op CDS (Center for Deaf Studies) ligt natuurlijk weer helemaal anders, maar die vind ik voorlopig nog iets te verwarrend om daar over te schrijven. We zijn trouwens met tien masterstudenten waaronder vier doven: Dani (Duitsland), ik, Elizabeth (Noord-Ierland), Rachel uit Wales. De rest is horend en geen enkele ervan kan zich goed uitdrukken in BSL (British Sign Language, de Britse gebarentaal). Ikzelf schakel langzaam over van het gemurmel in internationale gebaren naar meer BSL, niet zonder herhaaldelijk te struikelen over het tweehandige handalfabet. In elk geval geniet ik ervan om mij hier onder te dompelen in de plaatselijke dovengemeenschap en die nieuwe taal te leren. Saaie infosessies over ‘hoe studeren’, ‘hoe gebruik ik een mac’, ‘hoe lees ik mijn lesrooster af’ worden interessant omdat alles een gelegenheid is om BSL op te pikken. De sfeer op het CDS is trouwens erg gemoedelijk en de drempel om in contact te treden met proffen zoals Paddy Ladd en Rachel Sutton-Spence is erg laag. Het is ook ergens een beetje thuiskomen, zo op een plek waar je zelfs een streepje voor hebt als je doof bent.

maandag, oktober 02, 2006

Kom maar binnen...

...en kijk gerust eens rond:



Ook eens naar buiten kijken?



Altijd welkom!

vrijdag, september 29, 2006

De eerste week

Werelddovendag 2006: het had iets van een afscheid voor mij. Inhoudelijk leek het me iets minder dan vorig jaar maar op sociaal vlak was het geweldig. Zeer raar, je loopt daar rond, je (her)kent al veel meer mensen dan de vorige jaren, je voelt dat je je al beter kan uitdrukken in Vlaamse Gebarentaal, en toch vertrek je voor een jaar naar het buitenland. Het gaat me wel wat snel op dat vlak, maar het was ook wel het moment omdat ik net ben afgestudeerd. Het panelgesprek over 'studeren in het buitenland' heeft mij in dat opzicht ook wel persoonlijk geïnteresseerd. De goesting werd er weer eens extra door aangevijzeld, maar het was ook weer een confrontatie met kansen die ikzelf wel krijg en andere mensen niet. Doven die graag in het buitenland willen studeren of een cursus volgen, maar zich beperkt weten door hun diploma, hun kennis van het Engels enzovoorts. Maar in alle gevallen is het niet eenvoudig, je moet een hele bureaucratische rompslomp doorlopen, goed op tijd beginnen, raad vragen aan duizend-en-een mensen. Vooral het zoeken naar studiebeurzen is stresserend. Maar ik ben er geraakt en ik hoop oprecht dat er nog andere Vlaamse dove personen de kans zullen krijgen.

Ja, we zijn hier heelhuids aangekomen met die 113 kilo bagage; al was dat geen sinecure en hadden we constant schrik dat de valiezen kapot zouden springen. Een van hen heeft er in ieder geval toch wat schrammen aan over gehouden na een buiteling van de roltrap in Londen. Aangekomen op ons appartement bleek het te schreeuwen om een grote schoonmaak, viel de kleerkast uiteen en was er nog geen internet. Een lading poetsproducten veegde al een van de problemen van de baan maar dat internet kan nog even duren. ‘Ze zijn er mee bezig’; is iets wat je hier wel veel hoort, hebben we nu al ondervonden. Een hele hoop kleine dingen te regelen, van een dubbel te maken sleutel tot een bankrekening, het leren kennen van de wasmachine en massa’s paperassen. Het appartementje is klein en was slecht ingericht maar na ons uitgebreide Ikea-bezoek, het ineenschroeven van twee nieuwe tafeltjes en het uitbannen van twee veel te grote, lompe en onhandige salontafeltjes ziet het er al een pak beter uit. Het is hier zelfs erg gezellig en we hebben een mooi uitzicht op de palmbomen van onze buren; enkele dikke katten en de heuvels achter Clifton. Een filmpje van ons appartement komt er aan als we fatsoenlijk internet hebben (nu zit ik op de vensterbank van de slaapkamer van de buren af te tappen). Intussen leer ik Dani, mijn Duitse medestudente beter kennen en genieten we van de laatste zomerdaagjes en van het feit dat Bristol eigenlijk toch een prachtige stad is. Heuvelachtig wat prachtige uitzichten veroorzaakt, sommige buurten zijn heel karakteristiek Engels en tegelijk hangt hier een jonge sfeer. Gisteren heeft Paddy Ladd Dani en mij naar 'Deaf Pub' gestuurd. De Britse doven die daar aanwezig waren lijken op het eerste gezicht minder familiair als bv de Vlaamse, maar wel zeer vriendelijk. Dat BSL is wel helemaal anders maar vanaf volgende week gaat het zwemmen of verzuipen zijn en zal ik moeten leren zwemmen.

vrijdag, september 22, 2006

De laatste loodjes

Eerst denk je: dat lukt me nooit. Dan denk je: het moet! Na zoveel maanden wachten moet het gewoon. Je perst met je volle kracht en volle gewicht. Het lukt je niet alleen. Je roept je zusje. Ze helpt je en duwt met haar handen. Je hijgt je kapot en gelooft er niet meer in maar het zusje is overtuigd dat het moet kunnen en zegt: Bijna! Volhouden! En ah, eindelijk, eindelijk... eindelijk zit ie dicht.

Het omgekeerde van een bevalling dus. Ik lever een strijd met maar liefst drie valiezen, eentje ervan heb ik al dichtgekregen. Vervolgens het ding met de grootste moeite de smalle hoge trap af gekregen. Uiteindelijk bleek ie maar 22 kg te wegen en geen 40 zoals mijn moeder vermoedde. Maarja, wat wil je, als je je halve boekenkast wilt meenemen...

Simpel zal het niet worden, we gaan maar liefst zes keer moeten overstappen, van auto naar trein naar trein naar eurostar naar taxi naar bus naar taxi. Goddank dat het appartementje op het gelijkvloers ligt :-).

Maar eerst nog Werelddovendag. Dit jaar is het in Diepenbeek, heerlijk om eens niet naar de andere kant van het land te moeten sporen. Dus... hint hint aan de mede-Limburgers. In de avond is er ook nog een fuif, dus voor zij die eens willen proeven van een dovenfuif: dit is uw kans.

maandag, september 04, 2006

De kerstster en het theeveld

Even iets wat niets met Bristol te maken heeft, maar meer met de ervaring van doof zijn. In Ghana las ik een prachtig boek: 'De zwarte met het witte hart' van Arthur Japin. Het is een historische roman die gaat over twee Ghanese prinsjes die neefjes zijn van elkaar en naar Nederland worden gestuurd om er op te groeien en naar school te gaan. De ene wil zoveel mogelijk op Nederlanders lijken en de Nederlandse cultuur en taal cultiveren, de andere wil zijn Afrikaanse afkomst benadrukken. Geen van beiden vindt gemoedsrust. Wat nu volgt is een stukje (P 237-238) dat mij sterk deed denken aan de ervaring van doof zijn en die ik er meteen heb overgeschreven in mijn schriftje:

‘Het onderscheid bestaat nu eenmaal. Zowel afwijzing als omarming benadrukken het verschil. Beiden houden je op je qui-vive. Gevaarlijk wordt het pas, wanneer iemand je anders-zijn negeert. Hij spreekt er niet over, maar doet zijn best je te behandelen als gelijke. Hij doet alle moeite om je op je gemak te stellen. Je eigen schaamte ontdek je eerst in de ogen van een ander.
Wat kunnen we doen, wij die niet kleuren bij de massa?
[...]
1. Profileren. Dat, waarin wij van onze omgeving verschillen, cultiveren. Doorgronden waarin wij wezenlijk anders zijn, beter of slechter, maar hechten aan onze excentriciteit. Haar koesteren als een schat die ons unieke eigendom is. Dat leek mij een weg van eindeloze eenzaamheid. Elke stap zou opnieuw moeten worden veroverd op het lot. [...] Maar daarvoor is een rotsvast geloof in jezelf nodig. Hoe ik ook rondtastte, ik vond het niet. En een gevecht dat nooit zou eindigen schrok mij af.'

Doven die zich profileren. Het eerste waar je dan misschien aan denkt is aan gebarentalen, het gebruik hiervan, het streven voor rechten ivm het gebruik ervan, aan Dovenculturen en de trotsheid hierop.
Iets waar mensen soms wel aan voorbij gaan, is dat doven die alleen gebruik maken van gesproken taal, ook mensen kunnen zijn die zich profileren. Dit door duidelijk uit te komen voor hun verschil - en hoe ermee om te gaan. Jammer genoeg komt dit niet zo vaak voor als zou moeten.

'2. Egaliseren. De verschillen inventariseren en wegmoffelen waar mogelijk. Dat betekent dat je je persoonlijkheid onophoudelijk moet bijvijlen, vermommen, omvormen en die van de anderen overnemen. Het goede in je opmerken en imiteren. Accentueer alleen het weinige dat je met anderen gemeen hebt en hou al de rest zo goed mogelijk verborgen. [...]'

Veel doven verstoppen hun doofheid, zeker zij die goed spreken/liplezen slagen erin om het onzichtbaar en onmerkbaar te maken. Of denken dat (!).

'Het een lijkt moedig, het ander laf. Dat is een vooroordeel, een makkelijke mening van wie nooit alleen hebben gestaan. Vechten tegen jezelf is bepaald niet makkelijker dan vechten tegen de rest. Alleen minder opvallend.'

Iets om over na te denken.

'Maar hoe dan ook, nooit gaat de kerstster op in het theeveld.’

Een knalrode bloem in een groen veld... Dit verwijst naar een beschouwing in het begin van het boek. Toegepast op mijn vergelijking: een dove persoon blijft 'opvallen' in de horende meerderheidsmaatschappij, of ie nu wil of niet.

Update :

Er bestond een misverstand over wat ik onder profileren versta. Met profileren van doven die ‘oraal’ door het leven gaan bedoel ik niet : zich afzetten tegen de Dovengemeenschap. Profileren is niet noodzakelijk gelijk aan zich (negatief) afzetten tegen iets, of een ‘extreem’ opzoeken. Ik zie het breder. Profileren heeft voor mij en in deze context een neutraal tot positieve inhoud.
“Orale doven” kunnen ook duidelijk voor hun andersheid uitkomen. Ik bedoel dus met profileren: voor jezelf uitkomen, voor je ervaringen, voor je gevoelens, voor wat je meemaakt. Open zijn over je verleden. Profileren is je tegenover de ander stellen en uitkomen voor je anders zijn. In de dikke Van Dale:

pro•fi•le•ren2 (wk.ww., zich ~)
1 de aandacht vestigen op zichzelf of op een bepaald aspect van zichzelf

En ik blijf erbij dat dat ook kan als “orale dove”. Men kan de aandacht vestigen op zijn doofheid, ook als men geen VGT gebruikt. "Kijk, ik ben doof, ik ben anders dan jij, want ik hoor niets. Hoorapparaatjes helpen maar een klein beetje. Het kan lijken dat er weinig verschil is omdat ik goed praat en omdat ik je vaak of meestal begrijp, maar dat wil niet zeggen dat ik niet doof ben.” Tegemoet komen aan mensen met vragen, uit jezelf informatie geven, getuigen over je ervaringen, uitleggen hoe het komt dat je geen VGT kent, uitleggen hoe je door het leven gaat als dove persoon en waarom juist op die manier. Hoe het voelt, welke barrieres je tegenkomt en welke deuren er opengaan. Je kan je als ‘oraal dove’ profileren, zonder je daarom noodzakelijk af te zetten tegen de Vlaamse Dovengemeenschap en VGT of de orale manier van leven te verdedigen tegenover het gebruik van een gebarentaal of het bilinguaal onderwijs.

Met 'dit (profileren) komt niet zo vaak voor als zou moeten' bedoel ik dan dat veel orale dove personen dit niet durven, zo duidelijk zijn. Velen willen het wegstoppen en er niet voor uitkomen. Hun doofheid of slechthorendheid verstoppen, zich zo horend mogelijk gedragen. Pas dàn kom je ècht aan ‘egaliseren’.

Neen, ik maak geen reclame voor de volledig orale manier van door het leven gaan. Helemaal niet. Ik hou gewoon van nuanceren. Mijn hele punt is eigenlijk gewoon dat het gedrag van ‘orale doven’ niet noodzalijk altijd gelijk staat aan “egaliseren”. Dan denkt men weer in polariteiten. Zo eenvormig is het volgens mij allemaal niet. Of je je profileert ligt naar mijn gevoel in de eerste plaats aan je omgang met andere personen en hoe je je positioneert in de maatschappij. Dat kan door middel van het gebruik van een andere taal, VGT, maar dat is niet altijd zo. Wederzijds respect en tegemoetkoming is belangrijk! En het is dit wat te vaak ontbreekt, van beide kanten.

Zich profileren kan gewoon een ‘vaststelling’ zijn, een op een rijtje zetten van feiten, gevoelens en gedachten, tegenover de ‘Ander’ die de horende persoon is. Doof versus horend, waar doof niet noodzakelijk aan ‘Doof’ staat.

En nog een opmerking: mijn blog dient ook om te discussieren dus wie het niet eens is met mijn schrijfsel nodig ik uit om een comment te plaatsen ;-)

donderdag, augustus 31, 2006

Op jacht...

Een volgende stap is intussen gezet; Rob en ik zijn op verkenningstocht geweest in Bristol. We verbleven in een jeugdherberg (tevens een aanrader) in het oude stadsdeel. De stad gaf in elk geval een positieve indruk. Het is een grote, schone propere stad met een gezellig ouder stadsdeel waar zich onder andere de unief bevindt en een meer modern deel met een IMAX, fonteintjes en spiegelachtige gebouwen en creaturen. Veel water, namelijk in de haven en de rivier de Avon, veel dubbeldekkerbussen, veel tamme eekhoorns in het stadspark, veel spierpijn in de beentjes van het bergop en bergaf (in mijn geval) strompelen, veel stijlvolle Victoriaanse huizen en in het straatbeeld veel buitenlanders waaronder vooral Indiërs, Polen, Slovaken en Tsjechen. Veel pubs en restaurantjes; en vooral veel 'gezonde bars'. Waar je in België maar hier en daar 'smoothies' of 'shakes' kunt krijgen kan je er daar niet naast kijken. Volgens Maartje, het Vlaamse dove meisje dat er het afgelopen jaar heeft gestudeerd; is Bristol daar sterk in. Gelukkig, Bristol maakt de Engelse reputatie van vet en ongezond eten dus niet helemaal waar. Zal ik misschien toch niet terugkomen als een ‘Super Size Me’.


Maar goed, we zijn dus eigenlijk niet naar Bristol gekomen om de hoeveelheid bars met smoothies te tellen. We zijn op zoek gegaan naar een onderkomen. Dat bleek niet simpel. Blijkbaar is er een ware appartementenrush aan de gang in deze periode van het jaar want onze moeizaam verkregen afspraken werden aan de lopende band afgezegd. Uiteindelijk hebben we er maar vier kunnen bezichtigen. Het ene was ongemeubeld, het andere was perfect maar werd onder onze neus weggekaapt. Nog een ander was stokoud met een bewegende vloer en afbladderende muren en hetgeen we nu hebben staat ons wel aan. Het appartementje - pardon, zei ik appartement? Het is eerder een studio - ligt in Clifton Wood, een buurt met antieke herenhuizen in Victoriaanse stijl, in het centrum. Goed gelegen en goed ingericht maar we betalen ons wel blauw. Maar goed, in Engeland is dat dus normaal. We zien het wel zitten, mits een bezoekje aan de Bristolse Ikea en de aanschaf van een tafel, want die was er niet. Een broodroster wel. Normaal? Wie zal het zeggen..

Ook hebben we meermaals met Maartje afgesproken, zij heeft ons heel wat verteld, van gezond eten tot gemeentetaksen (en ja hoor, ook wel over Deaf Studies) en ons wat leuke plekjes (lees: drink- en eetgelegenheden) laten zien ook al zat ze midden in de thesisstress. (Danku Maartje!)

Ik moet ook wel iets bekennen. Ineens drong het tot me (ons) door: een jaar in het buitenland; ik ben er aanvankelijk wel licht over gegaan. Niet qua voorbereiding, want ik ben controlefreak genoeg om alles onder controle te hebben. Nee nu gaan we sentimenteel worden: zo vanzelfsprekend is het niet, je familie, vrienden, je moedertaal en je vaderland voor een jaar achterlaten, en al ga je dan niet naar Australië, zo dicht bij de deur is Bristol nu ook weer niet. Met de trein en de bus doe je er makkelijk tien uur over. Maar goed; nu eerst nog een weinig verheven studentenjobke doen en rond de 25ste september is het zo ver. Dan trekken we met zoveel mogelijk kilo's bagage richting Bristol (als er een goede ziel is met een voituur die naar Engeland wil varen - met de ferry uiteraard - die ziel weze welkom en goed betaald door ons).


Update: Hier vind je enkele indrukken van de stad: en ter info: onze straat heet 'Ambra Vale East' (zie foto's).

Update 2: Online een mooi fotootje gevonden van Hotwells en Clifton Wood, onze buurt dus. Onze straat is ongeveer waar de bovenste rij huisjes zich bevindt...


vrijdag, augustus 04, 2006

Wie gaat er mee naar Engeland varen?

Witte zwanen, zwarte zwanen!
Wie gaat er mee naar Engeland varen?
Engeland is gesloten
De sleutel is gebroken
Is er dan geen timmerman
Die de sleutel maken kan?
Laat doorgaan, laat doorgaan
Wie achter is moet voorgaan!

Wie herinnert zich dit kinderliedje waarop je al zingend onder elkaars armen door moet? Ik dacht eerst aan een droge titel à la 'Babbels uit Bristol' voor mijn blog. Toen bedacht ik mij echter dat ik als titel net zo goed een kinderliedje kon nemen zoals bij de blog van Ghana, en dit was het eerste liedje dat in me op kwam.

Via deze blog zou ik alle geïnteresseerden uit de Dovenwereld (en daar buiten natuurlijk! maar al te graag zelfs!) op een virtuele manier willen meenemen naar Bristol waar ik een jaar zal verblijven om Deaf Studies te studeren. Of hier veel op zal verschijnen, weet ik niet. Zal ook aan de reacties liggen. Maar ik doe mijn best.